Als leerkracht heb je wel eens met leerlingen te maken die te vaak, te snel en te heftig boos reageren. Niet alleen leerkrachten, maar ook klasgenoten kunnen zwaar worden belast door de aanwezigheid van leerlingen die dergelijk gedrag vertonen. Ook voor de kinderen zelf is dit vaak een zware last. Waar komt dit gedrag vandaan en hoe ga je ermee om?
Leerlingen die te vaak, te snel en te heftig boos reageren laten op kleuterleeftijd vaak al voortekenen daarvan zien (Broidy et al., 2003). In de tweede helft van de basisschooltijd gaat dergelijk gedrag soms gepaard met opstandigheid, brutaliteit en andere vormen van antisociaal gedrag. Deze problemen worden samengevat met de term gedragsproblemen. Leerlingen met gedragsproblemen hebben vaker conflicten met klasgenoten, laten vaker een verstoorde leerling-leerkracht relatie zien en ervaren vaker thuis problemen. In dit artikel vind je diverse handvatten die je helpen hiermee om te gaan.
De rol van risicofactoren
De afgelopen decennia is veel onderzoek gedaan naar waar gedragsproblemen door veroorzaakt worden en hoe het komt dat ze niet zomaar vanzelf overgaan. Zelden is er één factor aan te wijzen die alles veroorzaakt, meestal zien we een combinatie van risicofactoren die gezamenlijk leiden tot gedragsproblemen. Ook kunnen gedragsproblemen en risicofactoren onderling elkaar versterken of de problemen in stand houden. Er zijn verschillende gebieden van risicofactoren te onderscheiden, namelijk factoren die te maken hebben met het kind, gezin, school en bredere omgeving. Eigenschappen van het kind, zoals problemen met planning, verminderde zelfcontrole, moeite om sterke gevoelens te reguleren, moeite om sociale informatie juist te verwerken en moeite om sociale problemen op passende wijze op te lossen, kunnen een risicofactor zijn. Met andere woorden, kinderen hebben moeite om wat ze zien goed in te schatten, de daarbij oplopende gevoelens te reguleren en het gedrag af te stemmen op wat sociaal passend voor de situatie is.