De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht

De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht

Implicaties voor de toerekening en behandeling

Leonie le Sage | 2004 | 9789066656437

Omschrijving

Van jeugdige delinquenten wordt dikwijls gezegd dat hun geweten gebrekkig ontwikkeld is. Het zou hen ontbreken aan ‘normen en waarden’ en gevoelens van schuld en schaamte. Tegelijkertijd is de trend waarneembaar hen vaker verantwoordelijk te houden voor hun gedrag en zwaardere straffen op te leggen. De vraag is of dit een wenselijke ontwikkeling is.

 

In dit boek wordt gepoogd tot een antwoord op deze vraag te komen door te onderzoeken wat een gebrekkige gewetensontwikkeling eigenlijk inhoudt en wanneer precies iemand verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Tevens wordt beschreven hoe in psychologische rapporten voor de rechtbank (Pro Justitia) en in behandelingscentra tegen het belang van de gewetensontwikkeling wordt aangekeken. Moeten deze jongeren gestraft worden of behandeld? En wat is voor hen een adequate behandeling?

Dit boek is allereerst bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in een praktisch-filosofische bespreking van enkele centrale theorieën en opvattingen over jeugdcriminaliteit, morele ontwikkeling en verantwoordelijkheid.


Het is tevens belangwekkend voor diegene met een pedagogische, criminologische of juridische achtergrond die meer wil weten van de theoretische aspecten van het jeugdstrafrecht en de behandeling van jeugdige delinquenten.

De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht (complete uitgave)

De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht (complete uitgave)

De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht (complete uitgave)

Meer info
9,90
H1. De toerekening

H1. De toerekening

Wanneer we iemand aanspreken op zijn gedrag, hem iets verwijten of hem juist prijzen, dan houden we hem verantwoordelijk voor zijn gedrag. We rekenen het hem toe of aan. Excuseren of verontschuldigen we hem, dan doen we het tegenovergestelde: we houden hem niet verantwoordelijk voor wat hij doet. Om de vraag ‘leidt een gebrekkige gewetensfunctie tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid?’ te kunnen beantwoorden, moeten we eerst weten wat er met het begrip ‘toerekening’ bedoeld wordt. Wat zijn precies de voorwaarden waaronder we actoren verantwoordelijk houden of toerekeningsvatbaar achten en wanneer ontslaan we hen juist van die verantwoordelijkheid?

Meer info
3,90
H2. Het geweten

H2. Het geweten

We weten nu wat onder het begrip ‘toerekeningsvatbaarheid’ verstaanwor  dt. Om de vraag of een gebrekkige gewetensfunctie een verminderde toerekeningsvatbaarheid impliceert te kunnen beantwoorden, moeten we ook weten wat een gebrekkige gewetensfunctie precies inhoudt. De vraag is dan of een gebrekkige gewetensfunctie beschouwd kan worden als een cognitief of conatief onvermogen of een combinatie van beide. Ik zal hier een analyse geven van de begrippen ‘geweten’ en ‘gebrekkig functionerend geweten’. Waar verwijzen deze begrippen in de contexten van het alledaagse taalgebruik, de filosofie en de (ontwikelings)psychologie naar? Met name zal ik me richten op de term ‘gewetenloosheid’ en de toestand van zogenaamde ‘morele onverschilligheid’ of ‘psychopathie’. Ten aanzien van de wijze waarop de begrippen ‘geweten’ en ‘gebrekkig functionerend geweten’ gebruikt worden, zal ik de vraag beantwoorden of deze begrippen binnen verschillende contexten wel naar dezelfde zaken verwijzen. De betekenisinhouden van het begrip ‘gebrekkig functionerend geweten’ zullen gerelateerd worden aan de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid. Geven de begripsanalyses aanleiding tot de gedachte dat een gebrekkig functionerend geweten de actor aantast in zijn status van toerekenbare actor? Is een gebrekkig functionerend geweten in termen van een cognitief of conatief onvermogen (of beide) te beschrijven? Of heeft een gebrekkig functionerend geweten niets van doen met de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid?

Meer info
3,90
H3. De gewetensontwikkeling in de rapportage Pro Justitia

H3. De gewetensontwikkeling in de rapportage Pro Justitia

We hebben in het voorgaande gezien dat het begrip ‘gebrekkig functionerend geweten’ in ieder geval naar twee verschillende tekortkomingen verwijst: een cognitief of affectief disfunctioneren (of beide). Tevens hebben we gezien dat indien er sprake is van gewetenloosheid, het niet duidelijk is of dit een verminderde toerekeningsvatbaarheid zou moeten impliceren. Is dit echter alleen een theoretisch probleem? Regelmatig wordt er van bepaalde delinquente jongeren gesteld dat zij lijden aan een gebrekkige gewetensontwikkeling of dat het hun ontbreekt aan gevoelens van schuld en schaamte (Heiden-Attema & Bol, 2000; “27 Eindhovense jongeren,” 2003). Tevens is het gebrekkig functionerende geweten een term die in de context van rapportages Pro Justitia gebruikt wordt (Buruma, 2003; Bartels, 2004, p. 15). De vraag is wat er dan precies bedoeld wordt met die gebrekkige gewetensontwikkeling of waar dat gebrek aan schuld- en schaamte gevoelens precies op duidt. Gaat het hier om cognitieve gebreken of affectieve? Hebben deze jongeren geen inzicht in het welzijn van anderen of hebben ze dat inzicht wel, maar zijn zij niet betrokken bij het welzijn van die anderen? En hoe wordt het gebrekkig functionerende geweten in deze praktijkcontext gerelateerd aan de toerekeningsvatbaarheid van de jongere?

Meer info
3,90
H4. Toerekeningsvatbaarheid en het geweten

H4. Toerekeningsvatbaarheid en het geweten

Kan een gebrekkig functionerend geweten een reden zijn voor het verminderd toerekenen? In het voorgaande hebben we gezien wat de criteria van toerekening zijn en wat er precies verstaan kan worden onder een gebrekkig functionerend geweten. De criteria van toerekenbaarheid verwijzen naar het kunnen maken van een keuze. Excuserende of ontheffingsgronden verwijzen dan naar die omstandigheden waarin de actor niet werkelijk een keuze kan maken. Deze omstandigheden worden gespecificeerd in termen van ‘onwetendheid’ en ‘dwang’. De actor die onwetend is van de onjuistheid van zijn handelen, heeft niet werkelijk de keuze gehad de handeling te laten. De actor die gedwongen wordt de handeling te verrichten heeft ook niet werkelijk een keuze. Een keuze kunnen maken verwijst zo echter ook naar bepaalde psychische vermogens, namelijk het oordeels- en wilsbekwaam zijn. Deze oordeels- en wilsbekwaamheid zijn gespecificeerd als het vermogen kennis te verwerven van morele redenen en het welzijn van anderen en het vermogen controle uit te oefenen over impulsen en gedrag. Tevens hebben we gezien dat de constatering dat het geweten gebrekkig functioneert, bijvoorbeeld wanneer de actor geen adequate spijt- of schuldgevoelens ervaart, geen duidelijke consequenties heeft voor de toerekeningsvatbaarheidsvraag. Het concept ‘gewetenloosheid’ is problematisch omdat het niet zo lijkt te zijn dat gewetenloze actoren per definitie oordeels- of wilsonbekwaam zijn. Verder worden er verschillende tekortkomingen verstaan onder de term ‘gebrekkig functionerend geweten’; enerzijds cognitieve gebreken, anderzijds affectieve.

Meer info
3,90
H5. De behandeling van de jeugdige delinquent met een gebrekkig functionerend geweten

H5. De behandeling van de jeugdige delinquent met een gebrekkig functionerend geweten

Indien bij een jeugdige delinquent een gebrekkig functionerend geweten wordt vastgesteld, wat zijn hier dan voor hem wat betreft sanctie of maatregel de gevolgen van? Krijgt hij een specifiek op de gewetensontwikkeling gerichte training of behandeling opgelegd? In het voorgaande hebben we gezien dat bij 75 van de 100 jeugdige delinquenten bij wie een persoonlijkheidsonderzoek is uitgevoerd, een gebrekkig functionerend geweten wordt vastgesteld. Tevens hebben we gezien dat onder dit gebrekkig functionerend geweten verschillende tekortkomingen worden verstaan.
Een belangrijke functie van de rapportage Pro Justitia is te bepalen wat er met de jongere moet gebeuren. De rapporteur adviseert de rechter of de jongere detentie of een maatregel moet worden opgelegd, of het een taakstraf moet worden en welke precies en waar een eventuele behandeling uit moet bestaan. De rechter besluit mede op basis van dit advies waar de jongere terechtkomt voor detentie of behandeling. Over de behandeling van jeugdige delinquenten die lijden aan een gewetensdefect kunnen we dan de volgende vragen stellen. Is de behandeling van de jongere gericht op het stimuleren van de gewetensontwikkeling? En worden alle aspecten van de gewetensontwikkeling gestimuleerd?
Ik zal hier weergeven wat de behandeladviezen zijn ten aanzien van die jongeren bij wie in het persoonlijkheidsonderzoek een gebrekkig functionerend geweten is vastgesteld. Dit resulteert in een weergave van de aandachtspunten van behandeling die door de rapporteur in het persoonlijkheidsonderzoek naar voren zijn gehaald.

Meer info
3,90
H6. Samenvatting en concluderende opmerkingen

H6. Samenvatting en concluderende opmerkingen

Drie thema’s staan centraal in dit onderzoek: de gewetensontwikkeling, de verantwoordelijkheid en de behandeling van jeugdige delinquenten. De eerste vraag van dit onderzoek is: ‘Vormt een gebrekkige gewetensontwikkeling een grond voor verminderde toerekeningsvatbaarheid?’ De tweede vraag van het onderzoek is: ‘Werken de bevindingen ten aanzien van de gewetensontwikkeling van jeugdige delinquenten door in de behandeling?’ Om deze vragen te kunnen beantwoorden heb ik het volgende gedaan. Ik heb laten zien dat de ontheffingsgronden die in het huidige rechtsfilosofische denken onderscheiden worden, refereren aan de schulduitsluitende factoren ‘onwetendheid’ en ‘dwang’. Een in cognitief opzicht gebrekkig ontwikkeld geweten kan dan een reden zijn om de actor van (volledige) verantwoordelijkheid te ontslaan. Dat is het geval wanneer hij door zijn gebrekkige gewetensontwikkeling in cognitief opzicht niet bij machte is geweest in te zien wat fout is aan zijn gedrag of wat de gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffer zijn. Dit ‘bij machte zijn’ sluit onachtzaamheid als ontheffende grond uit. Sommige actoren die onwetend zijn van het onjuiste van hun handelen of de gevolgen voor het slachtoffer houden we desondanks verantwoordelijk omdat zij wel in staat zijn die gevolgen te onderkennen.

Meer info
3,90
Voorwerk

Voorwerk

- Inhoudsopgave

- Inleiding

 

Meer info
3,90