Laten praten

Laten praten

Jo Caris | 1997 | 9789066652170

Omschrijving

Dit onderzoek is gericht op de vaardigheden die wijkverpleegkundigen nodig hebben bij het geven van opvoedingsondersteuning op het consultatiebureau. Nonverbale en gesprekstechnische vaardigheden van wijkverpleegkundigen worden gerelateerd aan het gedrag van cliënten: ouders van kinderen van 0 tot 4 jaar. Vaardigheden van wijkverpleegkundigen en het gedrag van cliënten worden geanalyseerd en het verband met de kwaliteit van het consult wordt nagegaan.
Opvoedingsondersteuning is een activiteit binnen de jeugdgezondheidszorg en houdt onder andere in medisch en verpleegkundig, op preventie gericht onder zoek en advisering. Opvoedingsondersteuning wordt in Nederland onder andere gegeven door wijkverpleegkundigen, werkzaam binnen de eerstelijns gezondheidszorg van het kruiswerk of thuiszorg. Meer dan 95% van de ouders van jonge kinderen (Kousemaker, 1987) bezoekt in Nederland het consultatiebureau. Jeugdgezondheidszorg is van oorsprong medisch verpleegkundig en heeft de somatiek als belangrijke invalshoek. Lichamelijk
onderzoek, injecties, voorlichting over voeding etcetera zijn hoofdbestanddelen binnen de jeugdgezondheidszorg. Naast de epidemiologische doelstelling is opsporing en preventie van somatische afwijkingen en achterstand in de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van zuigelingen en peuters een belangrijk doel (De Winter & Bos, 1989). Tegenwoordig bestaat er meer aandacht voor de ondersteuning van jonge ouders bij de opvoeding van zuigelingen en peuters. Medische, verpleegkundige en verzorgende advisering maken onderdeel uit van deze ondersteuning. Ouders van jonge kinderen maken geen onderscheid tussen verzorging en opvoeding. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat er bij ouders en verzorgers behoefte bestaat om in het algemeen te praten over de opvoeding van hun kinderen. Niet alleen lichamelijke onderwerpen houden ouders bezig, maar ook vragen over hoe om te gaan met huilen, slaapproblemen, verwennen, teveel aandacht geven (Wilbrink-Griffioen, 1987).
Meestal lopen medische, verpleegkundige, verzorgende en pedagogische vragen door elkaar. De veranderen de omgeving van jonge gezinnen, zoals voor werkende moeders, het toenemend aantal een-ouder-gezinnen en de invloed van anderen dan de ouders op de opvoeding maken het gebied van opvoeden steeds meer complex.
Tegelijkertijd zijn er veranderende opvattingen over de wijze waarop opvoeders ondersteund zouden moeten worden. De medische disciplines hebben een sterke traditie in het geven van oplossingen voor problemen van patiënten. Deze hulpverleners beschouwden zichzelf als deskundig en zagen problemen als iets waarvoor één bepaalde oplossing de beste was. Tegenwoordig ontdekken hulpverleners en opvoeders de beperkingen van deze visie en aanpak. Opvoeders zijn zelf het meest deskundig als het gaat om hun specifieke vragen binnen hun specifieke omstandig heden (Hermanns, 1995). Voor iedere vraag zijn er meerdere goede antwoorden mogelijk. Ouders kunnen daarin zelf de beste keuze maken. Dikwijls willen ouders helemaal geen oplossingen, maar willen ze over hun omstandigheid praten, horen dat dat normaal is en dat meer ouders dezelfde vragen hebben. Of ze willen hun hart luchten zonder naar een oplossing te zoeken. Soms is deze minimale ondersteuning voldoende om mensen te helpen.
Omdat opvoeden een zeer praktische en alledaagse bezigheid is, is het vinden van geschikte oplossingen een deskundigheid van ouders zelf. Het is de taak van wijkverpleegkundigen om cliënten te helpen zelf die oplossingen te vinden of om een keuze te maken uit vragen en problemen die een meer specifieke aanpak en hulp vereisen.
In het laatste geval zullen wijkverpleegkundigen verwijzen naar meer gespecialiseerde medisch of psychologische hulpverleners. Artsen en wijkverpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg herkennen de behoefte van ouders aan opvoedingsondersteuning en zij realiseren zich evenzeer de veranderde behoefte aan kennis en vaardigheden voor hulpverlening. Er is vraag naar scholing op het gebied van ondersteuning bij opvoeden in een breder perspectief, waar naast medische en verzorgende ook pedagogische en sociale aspecten bij horen. Ook is er vraag naar training in gesprekstechniek, waarbij de hulpverlener niet de rol van de deskundige vervult (Wilbrink-Griffioen,1989).

Bijlagen

Bijlagen

Meer info
3,90
Hoofdstuk 1 - Opvoedingsondersteuning op het het consultatiebureau
Hoofdstuk 2 - Theoretisch model en vraagstellingen
Hoofdstuk 3 - Kwaliteit van opvoedingsondersteuning op het consultatiebureau
Hoofdstuk 4 - Opzet van het onderzoek
Hoofdstuk 5 - Resultaten
Hoofdstuk 6 - Conclusie en discussie
Laten praten - Complete uitgave

Laten praten - Complete uitgave

Dit onderzoek is gericht op de vaardigheden die wijkverpleegkundigen nodig hebben bij het geven van opvoedingsondersteuning op het consultatiebureau. Nonverbale en gesprekstechnische vaardigheden van wijkverpleegkundigen worden gerelateerd aan het gedrag van cliënten: ouders van kinderen van 0 tot 4 jaar. Vaardigheden van wijkverpleegkundigen en het gedrag van cliënten worden geanalyseerd en het verband met de kwaliteit van het consult wordt nagegaan.
Opvoedingsondersteuning is een activiteit binnen de jeugdgezondheidszorg en houdt onder andere in medisch en verpleegkundig, op preventie gericht onder zoek en advisering. Opvoedingsondersteuning wordt in Nederland onder andere gegeven door wijkverpleegkundigen, werkzaam binnen de eerstelijns gezondheidszorg van het kruiswerk of thuiszorg. Meer dan 95% van de ouders van jonge kinderen (Kousemaker, 1987) bezoekt in Nederland het consultatiebureau. Jeugdgezondheidszorg is van oorsprong medisch verpleegkundig en heeft de somatiek als belangrijke invalshoek. Lichamelijk
onderzoek, injecties, voorlichting over voeding etcetera zijn hoofdbestanddelen binnen de jeugdgezondheidszorg. Naast de epidemiologische doelstelling is opsporing en preventie van somatische afwijkingen en achterstand in de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van zuigelingen en peuters een belangrijk doel (De Winter & Bos, 1989). Tegenwoordig bestaat er meer aandacht voor de ondersteuning van jonge ouders bij de opvoeding van zuigelingen en peuters. Medische, verpleegkundige en verzorgende advisering maken onderdeel uit van deze ondersteuning. Ouders van jonge kinderen maken geen onderscheid tussen verzorging en opvoeding. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat er bij ouders en verzorgers behoefte bestaat om in het algemeen te praten over de opvoeding van hun kinderen. Niet alleen lichamelijke onderwerpen houden ouders bezig, maar ook vragen over hoe om te gaan met huilen, slaapproblemen, verwennen, teveel aandacht geven (Wilbrink-Griffioen, 1987).
Meestal lopen medische, verpleegkundige, verzorgende en pedagogische vragen door elkaar. De veranderen de omgeving van jonge gezinnen, zoals voor werkende moeders, het toenemend aantal een-ouder-gezinnen en de invloed van anderen dan de ouders op de opvoeding maken het gebied van opvoeden steeds meer complex.
Tegelijkertijd zijn er veranderende opvattingen over de wijze waarop opvoeders ondersteund zouden moeten worden. De medische disciplines hebben een sterke traditie in het geven van oplossingen voor problemen van patiënten. Deze hulpverleners beschouwden zichzelf als deskundig en zagen problemen als iets waarvoor één bepaalde oplossing de beste was. Tegenwoordig ontdekken hulpverleners en opvoeders de beperkingen van deze visie en aanpak. Opvoeders zijn zelf het meest deskundig als het gaat om hun specifieke vragen binnen hun specifieke omstandig heden (Hermanns, 1995). Voor iedere vraag zijn er meerdere goede antwoorden mogelijk. Ouders kunnen daarin zelf de beste keuze maken. Dikwijls willen ouders helemaal geen oplossingen, maar willen ze over hun omstandigheid praten, horen dat dat normaal is en dat meer ouders dezelfde vragen hebben. Of ze willen hun hart luchten zonder naar een oplossing te zoeken. Soms is deze minimale ondersteuning voldoende om mensen te helpen.
Omdat opvoeden een zeer praktische en alledaagse bezigheid is, is het vinden van geschikte oplossingen een deskundigheid van ouders zelf. Het is de taak van wijkverpleegkundigen om cliënten te helpen zelf die oplossingen te vinden of om een keuze te maken uit vragen en problemen die een meer specifieke aanpak en hulp vereisen.
In het laatste geval zullen wijkverpleegkundigen verwijzen naar meer gespecialiseerde medisch of psychologische hulpverleners. Artsen en wijkverpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg herkennen de behoefte van ouders aan opvoedingsondersteuning en zij realiseren zich evenzeer de veranderde behoefte aan kennis en vaardigheden voor hulpverlening. Er is vraag naar scholing op het gebied van ondersteuning bij opvoeden in een breder perspectief, waar naast medische en verzorgende ook pedagogische en sociale aspecten bij horen. Ook is er vraag naar training in gesprekstechniek, waarbij de hulpverlener niet de rol van de deskundige vervult (Wilbrink-Griffioen,1989).

Meer info
9,95
Literatuur

Literatuur

Meer info
3,90
Samenvatting

Samenvatting

Meer info
3,90
Tot slot

Tot slot

Meer info
3,90