Criminele uitbuiting onder jongeren is een ernstige vorm van mensenhandel. Deze specifieke vorm van uitbuiting kenmerkt zich door het onder dwang laten plegen van strafbare feiten, zoals diefstal, drugscriminaliteit of (online) fraude.
Hierdoor getroffen jongeren zijn slachtoffer en dader tegelijk. Avans Hogeschool deed daar al eerder onderzoek naar in Zeeland (Üstüner et al., 2022). In een vervolgonderzoek, uitgevoerd in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO) in Zeeland door Avans Hogeschool (Üstüner et al., 2023) hebben wij extra aandacht besteed aan jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb), die extra kwetsbaar zijn. Hoewel niet in alle gevallen een officiële diagnose lvb kan worden vastgesteld, is bekend dat een aanzienlijk deel van de leerlingen binnen deze onderwijsvormen een lvb hebben. Dit maakt dat de bevindingen uit dit onderzoek ons ook iets meer kunnen vertellen over de kennis en aanpak van criminele uitbuiting onder deze doelgroep.
Criminele uitbuiting onder jongeren binnen VSO en PRO
Het onderzoek richtte zich op de kennis en ervaringen van leerlingen in het VSO en PRO met betrekking tot criminele uitbuiting. Ook jongeren binnen deze onderwijsvormen komen met criminele uitbuiting in aanraking. Van het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel geeft 51.4% en van bestuur en schoolleiding geeft 64.7% aan weleens te maken gehad te hebben met criminele uitbuiting onder leerlingen van hun school. De meest genoemde vormen van criminele uitbuiting zijn het verhandelen van softdrugs (39.6%) en het plegen van diefstal onder dwang (36.8%).
Aan leerlingen is de vraag gesteld in hoeverre zij denken dat er sprake is van criminele uitbuiting onder jongeren binnen de provincie Zeeland. Het is van belang om op te merken dat er sprake is van een grote diversiteit binnen de doelgroep VSO en PRO. Hierdoor is het lastig om een overall conclusie te geven. De meeste van de 114 leerlingen die voor dit onderzoek zijn geïnterviewd, geven aan nog nooit van criminele uitbuiting gehoord te hebben en hier geen ervaring mee te hebben. Het overgrote deel van de leerlingen kan tot op zekere hoogte criminele uitbuiting definiëren. Het onderscheid maken tussen criminele activiteiten en uitgebuit worden blijkt voor deze jongeren lastig, mede door een beperkt begrip van complexe termen. Een grote groep leerlingen geeft aan een beetje te weten wat het is en dat ze dit voornamelijk hebben gehoord van de televisie of voorbij hebben zien komen via sociale media. Aanvullend hierop wordt aangegeven dat noch zijzelf noch hun vrienden ervaring hebben met criminele uitbuiting. Een aantal leerlingen gaf aan in het verleden onder druk of misleiding betrokken te zijn geraakt bij strafbare handelingen, maar daar niet verder op in te willen gaan. De uitbuiting manifesteert zich op verschillende manieren: jongeren worden ingezet voor het vervoeren of verkopen van drugs, voor het plegen van diefstal of het verzorgen van illegale teelt. Dergelijke handelingen vinden doorgaans plaats onder invloed van manipulatie, groepsdruk, of als gevolg van misleiding met beloften van geld, status of bescherming. Daarbij is bij deze jongeren vaak het vermogen beperkt om de juridische en maatschappelijke gevolgen volledig te overzien.
Binnen het sociale domein worden hulpverleners regelmatig geconfronteerd met gezinnen die kampen met een opeenstapeling van complexe problemen (multiprobleemgezinnen).
Deze gezinnen vragen om een specifieke aanpak, zeker wanneer er sprake is van een licht verstandelijke beperking (lvb) bij gezinsleden. Hulpverleners zijn vaak zoekende naar hoe zij hierin passende ondersteuning kunnen bieden. Het begrijpen van de gezinsdynamiek is essentieel voor effectieve hulpverlening en co-regulatie. Een signaleringsplan kan hierin helpend zijn.
De complexiteit van multiprobleemgezinnen met lvb
Bij multiprobleemgezinnen hebben ten minste één ouder en één kind langdurig te maken met een combinatie van sociaaleconomische en psychosociale problemen (Baartman, 1988). Deze problemen uiten zich op minstens zes domeinen (Bodden & Dekovic, 2010): kindfactoren, ouderfactoren, opvoedingsfactoren, gezinsfunctioneren, contextuele factoren, sociaal netwerk en hulpverlening.
De problemen beïnvloeden en versterken elkaar. De complexiteit hiervan neemt exponentieel toe wanneer er ook sprake is van een lvb. We zien bij mensen met en lvb aanzienlijke beperkingen in de cognitieve ontwikkeling en in de adaptieve vaardigheden (Kenniscentrum LVB, z.d.). Dagelijkse handelingen, communicatie, sociale vaardigheden en probleemoplossend vermogen zijn vaak beperkt, met diepgaande gevolgen voor alle levensgebieden (De Beer, 2019). De combinatie van lvb en andere problemen creëert een vicieuze cirkel. Financiële problemen kunnen ontstaan door moeite met budgetteren, wat leidt tot stress en conflicten. Opvoedingsproblemen verergeren doordat ouders met een lvb complexe pedagogische adviezen moeilijk begrijpen of toepassen (Antonissen et al., 2020; Van Nieuwenhuijzen, 2024). Beperkte sociale vaardigheden bemoeilijken het vragen of accepteren van hulp en vergroten isolatie. Gezinsleden kunnen moeite hebben met abstract denken, overzicht houden en het overzien van consequenties.
Dit beïnvloedt hun individuele functioneren, maar ook de ouderlijke vaardigheden en de interacties binnen het gezin. Het gebrek aan cognitieve vaardigheden kan leiden tot moeilijkheden in stressregulatie, emotieregulatie en effectief communiceren, wat de cyclus van problemen in stand kan houden. Hulpverleners in wijkteams, jeugdhulp, reclassering en ggz staan voor de uitdaging om deze gezinnen effectieve en passende ondersteuning te bieden. Een gestructureerde en toegankelijke aanpak, met vroege signalering van spanningsopbouw en tijdig ingrijpen, kan dan goed helpen om escalaties te voorkomen.
Praten over opvoeden lijkt eenvoudig. Maar lukt het ook écht? Ouders en kinderen geven aan dat gesprekken met hulpverleners in de jeugdzorg vaak lastig te volgen zijn door het gebruik van moeilijke woorden.
Hulpverleners in de jeugdzorg erkennen dat het niet eenvoudig is om vakjargon te vermijden. Hoe kunnen ouders en kinderen dan écht meedoen in gesprekken en beslissingen over opvoeden en opgroeien? Voor ouders met een (licht) verstandelijke beperking kan dit nog moeilijker zijn. ‘Echt meedoen’ (een vrije vertaling van ‘participatie’ door de auteurs), is ook waar de Adviescommissie rechtsbescherming en rechtsstatelijkheid recent toe opriep. Zij heeft, in het kader van het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming, onderzoek gedaan naar de vraag ’Hoe kan de rechtsbescherming van kinderen en ouders binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming worden verbeterd?’ In haar advies wijst zij onder andere nadrukkelijk op de noodzaak van het verbeteren van ’informatie, participatie en ondersteuning’ in het kader van rechtsbescherming. Dit sluit aan bij de visie van Expect Jeugd. Zij heeft de ‘Praatplaat Opvoeden’ ontwikkeld: praten over opvoeden in begrijpelijke taal en ondersteund met illustraties.
Rechtsbescherming begint bij informatie en taal die je begrijpt.
Praatplaat Opvoeden
‘Een ondersteunende flexibele opvoedstructuur’, wat betekent dat eigenlijk? En ’een positief affectief klimaat’? Denken we dan aan liefde en aandacht van de ouders voor een kind? Bovenstaande formuleringen zijn twee van de veertien ’voorwaarden voor optimale ontwikkeling’, die onderdeel zijn van de Richtlijn ’Gezinnen met meervoudige en complexe problemen’. De Praatplaat Opvoeden is gemaakt om open in gesprek te gaan over opvoeden. De veertien voorwaarden uit de richtlijn zijn vertaald in veertien punten die belangrijk zijn in de opvoeding, elk met een begrijpelijke uitleg. Deze veertien punten zijn overzichtelijk weergeven op de Praatplaat Opvoeden.
Visueel werken als steun
Elk punt is voorzien van een eigen bijpassende illustratie. De gehele leefomgeving op de praatplaat is een huis, een park met een stad op de achtergrond. Het huis laat zien welke punten zich vooral binnenshuis afspelen, en het park en de stad welke meer buitenshuis. Een herkenbaar beeld voor iedereen. ‘Kijk, zo gaat het bij ons.’ (quote van een moeder die de plaat aan de muur heeft gehangen) Mensen met een lvb beschikken vaak over een kleinere woordenschat. De informatieverwerkingssnelheid is doorgaans lager en in veel gevallen is er moeite om gevoelens en gedachten om te zetten in woorden. Visueel werken ondersteunt de communicatie doordat beelden zowel aanvullend als vervangend kunnen zijn voor woorden. Bovendien helpen beelden om informatie beter te onthouden. ‘Het is beeldend, minder talig, je kunt uitvragen hoe de ouders vinden dat het gaat en daarop inhaken’. (quote van hulpverlener)
Het is avond en ik ben bij Sophie op haar slaapkamer. Als ik haar vraag hoe haar dag is geweest, geeft ze niet echt antwoord. Ik hoor haar zacht ’mwah’ zeggen en ze trekt haar schouders op. Ik laat een stilte vallen. Dan zegt Sophie opeens: ’Ik heb iets op mijn kamer waarmee ik mezelf pijn kan doen.’
In plaats van direct te reageren, wacht ik opnieuw even. Als ze niks meer zegt, reageer ik met: ‘Wat rot dat je dit zo sterk voelt.’ Na een nieuwe stilte vraag ik wat haar zou kunnen helpen om de drang zichzelf pijn te doen te verminderen. Sophie kijkt mij vragend aan en geeft geen antwoord. Na een tijdje zegt ze: ’Wil jij soms dat ik mezelf pijn ga doen? Andere collega’s zouden nu allemaal mijn kamer doorzoeken. Waarom doe jij dit niet?’ Ik voel mijn buik samentrekken en merk dat ik het een moeilijke situatie vind. Sophie doet een duidelijk beroep op mij. De makkelijkste oplossing zou nu zijn te doen wat ze van mij vraagt. Ik zou haar ouders kunnen bellen, met hun toestemming haar kamer doorzoeken en het voorwerp kunnen afpakken.
Deze ervaring werd gedeeld door Mark, student aan de masteropleiding Pedagogiek vanuit een Ecologisch perspectief aan de Hogeschool Utrecht. Hij werkt als agoog op de klinische afdeling van een ggz-instelling in het oosten van Nederland. Wat Mark beschrijft, raakt de kern van zijn vak: de spanning tussen het bieden van veiligheid en het behouden van relationele nabijheid. Mark neemt ons mee in de complexiteit van pedagogisch sensitief reageren in een risicovolle situatie. In dit geval is het risico automutilatie. Zowel de jongere als de agoog zijn bekend met de protocollen: er wordt meestal direct ingegrepen om risico’s uit te sluiten. Deze zogenaamde ‘risicomijdende tendens’ bepaalt vaak het eerste handelen.
Maar Mark voelt intuïtief aan dat er meer speelt dan risico. Sophie doet een appèl op hun relatie, op erkenning van haar autonomie en misschien zelfs op de vraag of hij haar écht ziet en serieus neemt. De situatie vraagt niet alleen om een risico-inschatting, maar ook om een pedagogische afweging. Hoe reageer je als opvoeder, hulpverlener of pedagoog op een moment waarop alles in je roept om in te grijpen? ’Ik draai Sophie en mijzelf vaster in een complexe dynamiek als zij van mij gaat verwachten dat ik moeilijke situaties voor haar oplos of overneem’, reflecteert Mark. ’Ik voel sterk dat het op dit moment geen optie is om het voorwerp van haar af te nemen. Ik ga dan ook niet op haar hulpvraag in.’
Hulpverlening voor jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) en psychische problemen vraagt om innovaties. Zo is de Tovertafel (TT; ‘serious gaming’) bij De Banjaard Ambulant Den Haag geïntegreerd in een groepsspeltherapie als een veelbelovende interventie.
Het huidige onderzoek beschrijft de ervaringen van jongeren en professionals, de meerwaarde die zij zien van de TT en criteria waaraan een innovatieve interventie volgens hen moet voldoen.
Serious gaming integreren in therapie voor jongeren met een lvb
Jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) hebben moeite met het verwerken van verbale informatie als gevolg van hun beperkingen in aandacht en abstract denken. Als deze jongeren psychische klachten hebben, zijn daarom behandelingen noodzakelijk die niet volledig terugvallen op verbale communicatie en meer een beroep doen op actief oefenen (De Wit et al., 2011; Douma, 2018; Sukhodolsky & Butter, 2007).
Helaas zijn slechts een beperkt aantal ‘evidence-based’ behandelingen beschikbaar die afgestemd zijn op de behoeften van deze jongeren (Douma, 2018; Van Nieuwenhuijzen et al., 2006). Eerder onderzoek liet zien dat het gebruik van ‘serious gaming’ een uitkomst hierin kan zijn. Door serious gaming toe te voegen aan behandelsessies blijken jongeren met een lvb meer betrokken te zijn bij de therapie. Ook worden zij meer ondersteund op verschillende gebieden van het functioneren (Lanyi et al., 2012; Martins et al., 2011). De interactieve Tovertafel (TT) is een voorbeeld van zo’n serious game en is specifiek ontwikkeld voor jongeren met een verstandelijke beperking. Op afbeelding 1 is de TT te zien: het bestaat uit een projector en verschillende serious games die op een tafel of op de vloer geprojecteerd worden. De TT helpt jongeren met een verstandelijke beperking in het vergroten van sociaal-emotionele vaardigheden (Tover, 2022). Het integreren van de TT in de geestelijke gezondheidzorg (ggz) voor jongeren met een lvb biedt vele kansen. Er is echter nog geen eerder onderzoek beschreven over de toepassing van de TT bij deze populatie.
De Banjaard Ambulant – Den Haag ((Youz, Parnassia Groep) is een TOPGGz afdeling die gespecialiseerde behandeling biedt aan jongeren met een lvb en psychische klachten. De Banjaard is voortdurend op zoek naar innovatieve ontwikkelingen om hun zorg te verbeteren. Daarom hebben zij de TT geïntegreerd in een ego-versterkende groepsspeltherapie die door speltherapeuten gegeven wordt. Het doel van deze geïntegreerde behandeling, genaamd ‘In the Spotlight’, is het versterken van het zelfvertrouwen en sociale vaardigheden van jongeren tussen de 6 en 18 jaar met een lvb en internaliserende problemen en/of een autismespectrumstoornis. Daarnaast is de TT ook beschikbaar gesteld voor de andere disciplines binnen De Banjaard (zoals artsen, (gz-)psychologen, orthopedagogen, gezinsbehandelaren) en is de TT onder andere toegepast in gezinsinterventies.
Wat kunnen sociaal professionals betekenen voor gezinnen waarin ingrijpende jeugdervaringen én cognitieve en adaptieve beperkingen samenkomen?
Elke familie kent een eigen verhaal, met een unieke manier van leven, denken en verbinden. In sommige gezinnen zijn ingrijpende ervaringen zoals verlies, uitsluiting, armoede en onveiligheid helaas geen uitzonderingen, maar terugkerende realiteiten die soms al generaties voortbestaan. innen die context vraagt ieder gezin om een eigen manier van afstemmen: in tempo, communicatie, opbouw van vertrouwen en de manier waarop ervaringen betekenis krijgen in het dagelijks leven. Voor sociaal professionals ligt hier de opgave: hoe biedt je ondersteuning die recht doet aan deze gelaagde werkelijkheid?
In dit artikel verkennen we hoe het gedachtegoed van trauma-informed care (TIC) houvast kan bieden bij het werken met gezinnen die te maken hebben met gestapelde tegenslagen. TIC is een organisatieniveaubenadering die inzichten, uit wetenschappelijk onderzoek naar trauma, hechting, stress en veerkracht, samenbrengt in een waardengedreven, praktijkgerichte benadering. TIC biedt een gedeeld denkkader waarin waarden als veiligheid, vertrouwen en veerkracht professionals ondersteunen in hoe zij gedrag duiden, verbinding maken en samenwerken (SAMHSA, 2014). TIC vraagt om verankering op alle niveaus van de organisatie, van het directe contact tot beleid, leiderschap en werkcultuur.
We spreken in dit artikel over traumasensitief werken als vertaling van dit gedachtegoed in de dagelijkse praktijk van zorg en ondersteuning. De inzichten zijn gebaseerd op publicaties uit het promotietraject van de eerste auteur, aangevuld met internationale literatuur over trauma-informed care en praktijkervaring.
Gestapelde stress en het risico op overvraging
Veel gezinnen die langdurig ondersteuning krijgen, leven niet in tijdelijk lastige omstandigheden, maar in voortdurende stress. Chronische onzekerheid, stigma, wisselingen van professionals, institutionele druk en verlies van perspectief vormen voor deze gezinnen helaas vaak een dagelijkse realiteit. In een Canadees onderzoek onder kinderen met verstandelijke beperkingen en psychische problemen in de geestelijke gezondheidszorg rapporteerde ruim een derde polyvictimisatie; het meemaken van drie of meer ingrijpende jeugdervaringen (Lapshina & Stewart, 2021). Dit onderstreept het belang van aandacht voor cumulatieve traumatische ervaringen bij deze doelgroep. Ook uit verkennend Nederlands dossieronderzoek komt een vergelijkbaar beeld naar voren. Kinderen die geclassificeerd zijn met verstandelijke beperkingen blijken regelmatig ingrijpende jeugdervaringen te hebben meegemaakt, ook wel bekend als ACEs (adverse childhood experiences). In een onderzoek onder kinderen geclassificeerd met licht verstandelijke beperkingen (lvb) in de residentiële jeugdzorg bleek bij 82,6% dat er sprake was van minstens één ‘Felitti’ ACE, zoals fysieke mishandeling, ouderlijke mentale gezondheidsproblemen of huiselijk geweld (Vervoort- Schel et al., 2018). Bij 21,5% ging het om vier of meer.