Scholen en opleidingen die de onderwijskwaliteit en basisvaardigheden niet op orde hebben, zouden meer voorbeeld moeten nemen aan scholen waar het wel goed gaat. Daarvoor pleit de Inspectie van het Onderwijs op basis van de bevindingen in de Staat van het Onderwijs 2024. De onderlinge verschillen tussen scholen zijn nu te groot. Dat blijkt onder andere uit de mate waarin leerlingen op vergelijkbare scholen de taal- en rekenvaardigheden beheersen en uit de kwaliteitsoordelen van de inspectie over scholen en instellingen. Uit een steekproef van 225 scholen blijkt namelijk dat ruim 20% van de scholen vorig jaar het inspectieoordeel Onvoldoende kreeg. Tegelijkertijd zijn er ook veel scholen waar het wél lukt. Scholen waar de meeste leerlingen de basisvaardigheden beheersen en waar de lerarentekorten klein zijn. De scholen die onvoldoende zijn, moeten ambitieuzer zijn en leren van de andere scholen.
Waar de ene school erin slaagt om bijna alle leerlingen het streefniveau voor taal en rekenen te laten behalen, lukt het bij de andere school bij minder dan de helft van de leerlingen. En waar je bij de ene mbo-instelling op niveau 4 wordt geplaatst met een vmbo-kader diploma, wordt een student met datzelfde diploma bij een andere instelling op niveau 2 geplaatst. Deze verschillen in hoe een leerling wordt geplaatst beïnvloeden de verdere studieloopbaan. Ook in het hoger onderwijs zien we de ongelijkheid in de doorstroommogelijkheden terug. Bijna een kwart van de wo-masteropleidingen is niet toegankelijk voor hbo-gediplomeerden.
Op te veel plekken bieden we leerlingen en studenten nu dus niet het onderwijs en de kansen waar ze recht op hebben. We zien echter te weinig dat de positieve praktijken op grote landelijke schaal worden overgenomen. Terwijl die goede voorbeelden juist kansen bieden. Daarbij moet de focus liggen op effectieve interventies gevoed door scholen en instellingen waar het goed gaat. Om ervoor te zorgen dat alle leerlingen en studenten in Nederland overal goed en passend onderwijs krijgen is meer regie nodig vanuit politiek, besturen en schoolleiding.
Landelijk zien we dat steeds meer leerlingen en studenten de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap onvoldoende beheersen om uiteindelijk zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij. Meer dan de helft van de leerlingen in het basisonderwijs haalt het streefniveau (2F) bij rekenen niet. Daarnaast wordt in het tweede leerjaar van het vmbo het fundamentele niveau (1F) op rekenen en wiskunde in veel gevallen niet behaald, terwijl 1F het basisniveau is dat 85% van de leerlingen aan het einde van de basisschool behaald zou moeten hebben. Bovendien laat internationaal onderzoek zien dat ook de leesvaardigheid en burgerschapscompetenties van Nederlandse leerlingen gedaald zijn, meer dan in andere landen. Ook is het verontrustend dat 10 jaar na de invoering van passend onderwijs de kwaliteit van de extra ondersteuning op veel scholen nog onvoldoende is. Op schoolniveau ontbreekt vaak systematisch zicht op de kwaliteit en effectiviteit van de extra ondersteuning.
Daarbovenop komt een schrijnend tekort aan leraren en schoolleiders, dat bij een deel van de scholen ernstige gevolgen lijkt te hebben voor de onderwijskwaliteit. En waar 49% van de scholen buiten de vijf grootste gemeenten geen last heeft van het schoolleiders- of lerarentekort, is het aantal scholen met een zeer hoog tekort van meer dan 30% gestegen. Bovendien is het tekort het grootst bij de scholen die voldoende en goed opgeleide leraren en schoolleiders het hardste nodig hebben, zoals in het (voortgezet) speciaal onderwijs en bij scholen met een uitdagende leerlingpopulatie. Ook dat vergroot de verschillen tussen scholen en is zorgelijk in het licht van gelijke kansen.
De zorgen over de basisvaardigheden en de tekorten benoemt de inspectie al enkele jaren, maar dit jaar zien we ook voor het eerst een groot aantal scholen met een inspectieoordeel onvoldoende voor de onderwijskwaliteit. In 2023 is hier met een steekproef van 225 scholen gerichter en diepgaander naar gekeken. Iets meer dan 20% van de onderzochte scholen kreeg het oordeel onvoldoende. Dat is, ondanks dat het tot nu toe om een beperkte steekproef gaat, een zorgwekkend hoog percentage. Bovendien heeft de inspectie aan een ruime meerderheid van de steekproefsgewijs onderzochte scholen herstelopdrachten moeten geven voor het onderwijsaanbod in basisvaardigheden. Een te grote groep leerlingen krijgt dus les op scholen die tekort schieten in hun onderwijskwaliteit.
Gemiddeldes doen geen recht aan de verschillen in het onderwijs. Ondanks de reële problemen in het veld, zijn er veel scholen waar het wél lukt. Er zijn scholen die de basisvaardigheden op orde hebben, waarbij maar liefst 89% van de leerlingen het streefniveau voor lezen behalen. Er zijn onderwijsinstellingen met een effectieve aanpak van professionalisering, waardoor elke docent goed toegerust voor de klas staat. En driekwart van de besturen heeft de kwaliteitszorg op orde. Zij zorgen bijvoorbeeld voor een duidelijke visie op basisvaardigheden en kiezen ervoor die in alle vakken te integreren. We moeten er met elkaar voor zorgen dat we deze positieve voorbeelden op grote schaal overnemen zodat zoveel mogelijk leerlingen en studenten dezelfde kansen krijgen in het onderwijs.
Goed onderwijs maken we samen. De vrijheden die het Nederlands onderwijssysteem biedt, worden in de praktijk te vaak vrijblijvendheden. Maar de tijd van vrijblijvendheid is ruimschoots verstreken. Het zou namelijk vanzelfsprekend moeten zijn om als school de referentieniveaus goed in beeld te hebben, om als beroepsgroep afspraken te maken over doelgerichte professionalisering of om als bestuur te sturen op effectieve interventies. Iedereen moet daar vanuit de eigen rol verantwoordelijkheid in nemen. Want deze vrijblijvendheden kunnen leiden tot een ongelijke verdeling van problemen en van tekorten aan personeel. De Inspectie van het Onderwijs roept daarom op tot meer regie. De politiek is aan zet om die regie te nemen. Zij bepalen immers de kaders waarin wij gezamenlijk het onderwijs een boost kunnen geven, met een lange-termijn-aanpak en de daarbij passende structurele financiering. Politiek, besturen, schoolleiding en docenten moeten met elkaar bepalen hoe goed onderwijs eruit moet zien. Zo lang dat niet gebeurt vullen externe partijen zoals adviesbureaus, educatieve uitgeverijen en huiswerkinstituten de gaten. Dat vraagt een integrale aanpak, gericht op samenwerking, het aanbrengen van focus én effectieve professionalisering. Zodat iedereen, van leraar tot minister, op het eigen niveau het verschil kan maken.