Effecten van kinderopvang op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen

Effecten van kinderopvang op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen

Gratis

Omschrijving

In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is onderzoek uitgevoerd om een eerste, voorlopig antwoord te geven op de vraag wat de effecten zijn van kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen op de cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen op middellange en lange termijn. Als eerste stap is een beknopt literatuuronderzoek uitgevoerd, gericht op recent internationaal onderzoek met methodologische sterke (econometrische) onderzoeksopzetten naar de middellange en langetermijneffecten van kinderopvang. Als tweede stap zijn in twee afzonderlijke deelonderzoeken data van het pre-COOL cohortonderzoek opnieuw geanalyseerd. Deze data omvatten metingen van de cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen van 2- tot en met 12-jarige leeftijd, gegevens over hun deelname aan kinderopvang in de periode van 0 tot 4 jaar en gegevens over de kwaliteit van de kinderopvanginstellingen die zij bezochten.

Uit het overzicht van recent internationaal onderzoek, concluderen we dat deelname aan universele programma’s voor kinderopvang, voorschoolse educatie of kleuteronderwijs vanaf 2 à 3 jaar positief bijdraagt aan de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen op middellange en lange termijn, met de sterkste positieve effecten voor kinderen die opgroeien in kansarme situaties. Voor gebruik van universele opvang en educatie voor jongere kinderen onder de 2 jaar, is het bewijs veel minder eenduidig. De resultaten van de verschillende onderzoeken lopen uiteen vanwege verschillen in stelsels. Scherpe leeftijdsgrenzen zijn niet te trekken. Alles wegend, concluderen we dat heel vroege intensieve kinderopvang tot 1 à 1.5 jaar risico’s met zich meebrengt voor de cognitieve en
sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Deze risico’s zijn groter bij lagere kwaliteit van de opvang en groter voor kinderen voor wie het alternatief is opvang van hoge kwaliteit thuis door de ouders.

De uitkomsten van de secundaire analyses van de pre-COOL data, gericht op kinderen die deelnamen aan hele dag kinderopvang, komen hier in grote lijnen mee overeen, maar lijken minder extreem zowel als het gaat om de positieve als om de negatieve effecten. Vroeg gebruik van kinderopvang vóór 2-jarige leeftijd heeft geen positieve effecten op de cognitieve ontwikkeling op 12-jarige leeftijd, maar mogelijk wel (kleine) negatieve effecten op de sociaal-emotionele ontwikkeling, met name meer externaliserend – druk, opstandig en agressief – gedrag. Dit laatste geldt vooral voor kinderen met bestaande sociaal-emotionele risico’s. De negatieve effecten op de sociaal-emotionele ontwikkeling van vroege intensieve kinderopvang in de periode van 0 tot 2 jaar zijn kleiner of verdwijnen bij hogere emotionele en educatieve proceskwaliteit. Er zijn kleine positieve effecten op de cognitieve ontwikkeling, met name begrijpend lezen in groep 8, van intensiever gebruik van kinderopvang vanaf een leeftijd van 2 jaar. Hogere educatieve kwaliteit van de kinderopvang (aanbod activiteiten rond geletterdheid) versterkt de effecten. Er zijn ook positieve sociaal- emotionele effecten van de intensiteit van kinderopvanggebruik vanaf deze leeftijd als de opvang hogere emotionele en educatieve kwaliteit biedt. Kinderen die intensiever gebruik maakten van kinderopvang van hoge kwaliteit vanaf 2-jarige leeftijd hebben in groep 8 een betere werkhouding en tonen minder externaliserend gedrag.

Een verschil tussen de uitkomsten van het onderzoek op basis van pre-COOL data en de bevindingen in de internationale literatuur is het ontbreken van een duidelijk voordeel voor kinderen met sociaaleconomische risico’s in de reguliere kinderopvang. Dat heeft mogelijk te maken heeft met de taakverdeling in het Nederlandse stelsel en de selectiemechanismen die er mee samenhangen: kinderopvang voor kinderen van tweeverdieners die gemiddeld hoger opgeleid en welvarender zijn, reguliere peuteropvang en voorschoolse educatie voor kinderen van lager opgeleide ouders, ouders met een migratieachtergrond en/of andere thuistaal. Met name de ondervertegenwoordiging van deze kinderen in het deelonderzoek dat zich tot de reguliere kinderopvang beperkte, kan verklaren waarom dit voordeel niet kon worden bevestigd. Er is wel een aanwijzing voor een positief effect van kinderopvang op de taalontwikkeling van kinderen met een andere thuistaal.

Het gebruik van de verschillende vormen van opvang in de voorschoolse periode verschilt naar sociaaleconomische status en andere gezinsachtergrondkenmerken. De keuze voor een bepaald type opvang en een bepaald kindcentrum is niet willekeurig. In een aparte analyse met kinderen die deelnamen aan kinderopvang, peuteropvang of voorschoolse educatie is gecontroleerd voor ongemeten selectie-effecten door het effect van de variatie in proceskwaliteit binnen een kindcentrum op de ontwikkeling van kinderen te bepalen. De eerste constatering is dat zonder deze controle, zoals in eerder onderzoek gebeurde, de effecten van de kwaliteit op de ontwikkeling van kinderen vanwege selectie-effecten worden onderschat. De tweede constatering is dat bij sterkere controle van deze selectieeffecten, met name de educatieve proceskwaliteit belangrijk blijkt bij te dragen aan de taalontwikkeling en ten dele de sociaal-emotionele ontwikkeling (zelfcontrole) van kinderen in de voorschoolse leeftijd.

Het beleidsvoornemen om kinderopvang nagenoeg gratis te maken voor tweeverdienergezinnen ongeacht het inkomen van de ouders, en de vergoeding los te koppelen van het aantal gewerkte uren, kan tot intensief gebruik van kinderopvang op heel jonge leeftijd leiden. Voor midden en hoge inkomensgroepen wordt kinderopvang veel goedkoper en zou de vraag naar meer dagen kunnen toenemen. Vanuit het gezichtspunt van de vroegkinderlijke cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling zou dit alleen een wenselijke ontwikkeling zijn als gegarandeerd kan worden dat de kwaliteit voldoende is. De internationale literatuur laat zien dat we negatieve effecten van vroeg intensief gebruik voor kinderen uit kansrijke milieus niet kunnen uitsluiten, zelfs niet wanneer de kwaliteit van de opvang relatief hoog is. Daling van de emotionele en educatieve proceskwaliteit is een reëel risico als de vraag naar meer uren kinderopvang in korte tijd sterk toeneemt. Het huidige personeelstekort in de sector versterkt dit risico.