Gescheiden plaatsing van broers en zussen bij gezamenlijke uithuisplaatsing

Gescheiden plaatsing van broers en zussen bij gezamenlijke uithuisplaatsing

Gratis

Omschrijving

Onderzoek naar de prevalentie en onderliggende oorzaken

 

Samenvatting

Als het thuis in een gezin niet goed gaat, kan een uithuisplaatsing van één of meerdere kinderen nodig zijn. Uithuisplaatsing is een ingrijpend laatste redmiddel om ervoor te zorgen dat het kind veilig is en zich goed kan ontwikkelen, of om een kind een behandeling te geven die anders niet mogelijk is. In de Richtlijn Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming wordt geadviseerd om broers en zussen waar mogelijk samen te plaatsen tenzij dat om bepaalde redenen niet mogelijk of wenselijk is. Uit eerder onderzoek is naar voren gekomen dat 35-50% van de broers en zussen gescheiden worden geplaatst, maar hierbij was niet duidelijk of deze gescheiden plaatsingen kwamen door praktische belemmeringen of door contra-indicaties voor het samenplaatsen. Daarnaast was één van de onderzoeken gebaseerd op schattingen die zijn voortgekomen uit interviews, en is het andere onderzoek beperkt tot één specifieke regio binnen Nederland. Het doel van het huidige onderzoek was daarom om tot een valide en betrouwbare schatting te komen van het percentage broers en zussen dat na gezamenlijke uithuisplaatsing gescheiden wordt geplaatst, en om te achterhalen welke redenen hieraan ten grondslag liggen. Voor beantwoording van de onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van een multi-method, multi-informant onderzoek bestaande uit dossieronderzoek en interviews. 

 

Methoden
Dossieronderzoek
Het dossieronderzoek is uitgevoerd bij een representatieve steekproef van zeven jeugdhulp- organisaties die plaatsing en matching van kinderen voor pleegzorg en gezinshuizen uitvoeren. Deze instellingen vormen gezamenlijk een goede afspiegeling van alle jeugdhulp-organisaties, qua ligging (spreiding door heel Nederland), en qua grootte (zowel relatief kleine als relatief grote organisaties). Met deze organisaties is een kwart van het totaal aantal organisaties geïncludeerd die pleegzorg en gezinshuizen bieden (7 van de 28 instellingen). 
Allereerst zijn bij de deelnemende instellingen uithuisplaatsingen uit de periode 2015-2020 geselecteerd. Vervolgens zijn alleen voltijdplaatsingen geselecteerd, dus deeltijdpleegzorg (e.g., weekendpleegzorg, vakantiepleegzorg) is niet meegenomen. Daarnaast werden alleen plaatsingen geïncludeerd vanuit een gedwongen kader (i.e., waarbij sprake was van een kinderbeschermingsmaatregel). Indien de broers en zussen gescheiden werden geplaatst, is aanvullend dossieronderzoek uitgevoerd om de mogelijke redenen voor de gescheiden plaatsing te achterhalen. Voor de huidige studie werden broers en zussen gedefinieerd als kinderen die tenminste één (niet-) biologische ouder delen en woonachtig zijn op hetzelfde adres op het moment van uithuisplaatsing.


Interviews
Tijdens de interviews is de respondenten gevraagd om op basis van eigen ervaringen (of ervaringen van collega’s) factoren te noemen die kunnen meespelen in de beslissing om broers en zussen al dan niet samen te plaatsen, een schatting te geven van het aantal gescheiden plaatsingen, en suggesties te geven voor mogelijkheden om het aantal gescheiden plaatsingen terug te dringen. De interviews zijn afgenomen bij 37 respondenten, bestaande uit verwijzers naar gezinsgerichte plaatsingen (n = 8), professionals werkzaam bij organisaties die pleegzorg en gezinshuizen aanbieden (n = 10), pleeg- en gezinshuisouders (n = 7), kinderrechters en professionals werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming (n = 8), en pleegzorgwerkers  (n = 4). De interviews zijn woordelijk getranscribeerd en deductief gecodeerd. 


Resultaten
Dossieronderzoek
In de periode 2015-2020 werden bij de deelnemende instellingen in totaal 1.717 broers en zussen gezamenlijk uithuisgeplaatst, afkomstig uit 726 gezinnen. In totaal werden 480 kinderen gescheiden geplaatst (28%, 95% BI[26%, 30%]), waarvan 316 kinderen alleen zijn geplaatst en 164 kinderen met tenminste één broer of zus (maar niet met alle broers en zussen). Er is onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten plaatsingen. Resultaten lieten zien dat kinderen significant vaker gescheiden geplaatst zijn bij spoedplaatsingen (45%, 95% BI[41%, 49%]) dan bij reguliere plaatsingen (15%, 95% BI[13%, 18%]). Gescheiden plaatsingen kwamen ook significant vaker voor bij bestandsplaatsingen (40%, 95% BI[35%, 45%]) dan bij netwerkplaatsingen (14%, 95% BI[12%, 17%]), en vaker bij pleegzorgplaatsingen (29%, 95% BI[27%, 32%]) dan bij gezinshuisplaatsingen (15%, 95% BI[10%, 20%]). Daarnaast wordt significant vaker gescheiden geplaatst naarmate er meer kinderen betrokken waren bij de plaatsing. Bij plaatsingen waar twee kinderen bij betrokken zijn wordt het minst gescheiden geplaatst (13%, 95% BI[11%, 15%]), bij plaatsingen met drie kinderen is er een grote toename van gescheiden plaatsingen (43%, 95% BI[39%, 48%]), en bij plaatsingen waarbij vier of meer kinderen betrokken zijn wordt het grootste deel gescheiden geplaatst (77%, 95% BI[70%, 82%]).