Comeniuslezing, gehouden op 31 maart 2006 door Martine Delfos
We gebruiken de opvoeding als instrument om van het kind te maken wat we zouden willen dat het wordt. Maar hoe maakbaar is het kind eigenlijk? En wat is opvoeding eigenlijk? Sinds enkele jaren zijn we ons, sterker dan ooit, aan het buigen over het kind. Het welzijn van kinderen is meer dan alleen een wens van ouders en begeleiders. Met de ondertekening van het Internationale Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (VIRK) in 1989 hebben we onszelf verplicht deze rechten te respecteren. Kinderrechten beperken zich niet langer tot bescherming tegen schadelijke en criminele activiteiten. Kinderrechten gaan verder dan dat: welzijn is hun recht, het is aan ons om hen op te voeden.
Voor het eerst een vrouw die de Comeniuslezing geeft. En dan over opvoeden, alsof het dan eindelijk mag? Is dat nu discriminatie of meegeven met de basale structuren die er bij mannen en vrouwen bestaan? Moet ik uit protest de lezing niet geven, moet ik de lezing geven alsof het net zo goed een man had kunnen zijn, of moet ik er bij stilstaan omdat vrouwen weliswaar zijn begonnen met hun emancipatie, maar dat deze nog in de kinderschoenen staat. Dat laatste dan maar. In ieder geval is het geen ontwikkelingspsycholoog die voor u staat noch een pedagoog, maar een biopsychologisch onderzoeker, therapeut en mens die het onderwerp uit wetenschappelijk onderzoek, therapeutische praktijk en eigen ervaring kent. Geen deskundige die de waarheid in pacht denkt te hebben, wel een die meent een stukje van die grote puzzel te pakken te hebben en die hopelijk uw hersens op ‘aan’ zet. Over opvoeding dus, met een been in het verleden, refererend aan Comenius, en een been in de toekomst: waar moeten we naartoe?
Bad, bed, brood
We willen dat onze kinderen gelukkig worden, een goede baan krijgen, gelukkige relaties ontwikkelen en een constructief lid van de maatschappij worden. Om ze daartoe te begeleiden, hebben we nooit zoveel mogelijkheden gehad. Het eerste en belangrijkste is dat we de kindersterfte bijna geheel terug gedrongen hebben en de kans dat onze kinderen volwassen zullen worden is enorm groot (Bakker e.a., 2001); wat dat betreft was het vroeger beslist slechter. De kans dat hun moeder het kraambed zal overleven is wederom nog nooit zo groot geweest. De kans dat hun vader zal overlijden in een oorlog is beduidend kleiner geworden. De kans dat onze kinderen erop kunnen rekenen in leven te blijven met hun ouders is groter dan het ooit geweest is (Delfos, 1999). Het is echter niet altijd zo dat onze kinderen opgroeien met hun biologische ouders. Tegenwoordig gaat het niet om sterven in het kraambed, in de oorlog of door zeer barre werkomstandigheden, maar om de verandering van de aard van het gezin. De belangrijkste factor daarbij is (echt)scheiding (Delfos en Spruijt, 2006). Meer dan ooit komt het voor dat ouders scheiden en kinderen al dan niet een bezoekregeling hebben met de andere ouder, meestal de vader. Het is zelfs zo dat het hebben van kinderen geen beschermende factor meer is tegen echtscheiding; sinds 1999 scheiden er meer mensen mét kinderen dan zonder kinderen.