Het maakt uit waar je wieg staat

Het maakt uit waar je wieg staat

Gratis

Omschrijving

Kwalitatief onderzoek naar het perspectief van VVE- en onderwijsprofessionals op het gebied van kansenongelijkheid.

Het Verwey-Jonker Instituut heeft in 2022/2023 in opdracht van de Gelijke Kansen Alliantie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kwalitatief onderzoek gedaan naar de perspectieven en ervaringen van (onderwijs)professionals die betrokken zijn bij de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en bij het funderend onderwijs. De onderzoeksvragen zijn beantwoord op basis van 24 interviews met 27 professionals uit de VVE, het primair onderwijs (PO) en het voortgezet onderwijs (VO).

De Inspectie van het Onderwijs constateerde in 2016 dat de kansenongelijkheid in het onderwijs oploopt, waarbij de sociale achtergrond en het genoten onderwijsniveau van ouders vaak bepalend zijn voor de toekomstkansen van kinderen. De ongelijkheid is in de coronaperiode alleen maar toegenomen en daarmee zijn de tekortkomingen van het systeem sterk blootgelegd. Nederlandse leerlingen hebben hierdoor te maken gehad met leerachterstanden (Engzell, Frey & Verhagen, 2021). Tegelijkertijd laat dit onderzoek naar de effecten van de schoolsluitingen zien dat gezinnen met een lage sociaalzeconomische status veel harder zijn getroffen dan hun leeftijdsgenoten uit een kansrijkere omgeving. In een ander onderzoek van de wetenschappers van de Erasmus Universiteit Rotterdam kwam naar voren, dat de wijk waar je als kind opgroeit sterk samenhangt met je onderwijsuitkomsten. 

Gevoed vanuit een vertrouwen in het meritocratisch systeem, waarbij inzet en talent genoeg zouden zijn voor gelijke kansen, was lang het dominante beeld dat het Nederlandse onderwijs functioneerde als de grote gelijkmaker in de samenleving. Dat beeld is echter de laatste jaren veranderd. Hoewel in veel opzichten het Nederlandse onderwijs kwalitatief goed te noemen is, is er wel degelijk sprake van mechanismen die kansenongelijkheid in stand houden. Daarmee slaagt het onderwijs er niet in om eerlijke kansen te bieden aan alle kinderen. In sommige gevallen levert het onderwijs zelfs een bijdrage aan de groei van kansenongelijkheid (Van de Werfhorst, 2015). Zo kent Nederland een sterk gedifferentieerd systeem, waarbij leerlingen al vroeg in hun onderwijscarrière worden ingedeeld in verschillende richtingen in het vervolgonderwijs. Voor sommige leerlingen betekent dit dat ze te weinig tijd krijgen om te bewijzen wat ze kunnen en is de plaatsing op een niveau bepalend voor hun toekomstige onderwijskansen. Bij gelijke intelligentie maken leerlingen met theoretisch opgeleide ouders over het algemeen meer kans op een havo of vwo schooladvies dan leeftijdgenoten met praktisch opgeleide ouders (Onderwijsraad 2021; SER 2021). Ook worden het niveau en de prestaties aan het eind van de basisschoolperiode beïnvloed door de sociaal-economische samenstelling van scholen (Inspectie van het Onderwijs, 2019). In de praktijk zien we dat het onderwijs voornamelijk de cultuur van de midden en hogere sociaal-economische groepen weerspiegelt, wat ervoor kan zorgen dat kinderen uit lagere sociaal-economische groepen zich minder thuis voelen in het onderwijs en minder goed hun weg kunnen vinden (Luyten, 2004).

Naast het onderwijssysteem speelt de sociale omgeving een belangrijke rol in de kansen van kinderen in het onderwijs. Leerlingen uit een zwakker sociaal-economisch milieu missen niet alleen economisch kapitaal, maar vaak ook cultureel en sociaal kapitaal. Vooral dat laatste is een belangrijke factor voor onderwijssucces, zo toonde het werk van socioloog Bourdieu in 1986 al aan. Wanneer de thuiscultuur goed aansluit op de schoolcultuur en het kind adequaat wordt begeleid, leidt dat tot betere schoolprestaties (El Hadioui, 2011). Kinderen hebben in elke fase van het leven te maken met specifieke ontwikkelingstaken en (leer)behoeften om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Afwezigheid van een sensitief aanbod op deze behoeften kan in zowel de thuis- als de schoolomgeving leiden tot een beperkte ontplooiing van de leerpotentie, en daarmee kansenongelijkheid in de hand werken. Hetzelfde geldt voor de bijdrage van de mate waarin binnen de thuisomgeving waarde wordt gehecht aan onderwijsprestaties, de motivatie en ambitie aan academisch succes (Roksa & Kinsley, 2019). Bovenstaande maakt duidelijk dat er in diverse levensdomeinen van kinderen en jongeren verschillende factoren een rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van kansenongelijkheid in het onderwijs. Deze ongelijkheid hangt nauw samen met de cognitieve en sociaal-emotionele behoeften van leerlingen en hoe hiermee wordt omgegaan (microniveau), de invloeden van de directe omgeving op de leerling (mesoniveau) en de impact van het maatschappelijke discours op kansen van jongeren (macroniveau). Het Verwey-Jonker Instituut heeft in 2020 in opdracht van de Gelijke Kansen Alliantie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap literatuuronderzoek gedaan naar factoren die samenhangen met onderwijsongelijkheid. Het heeft de kennis hierover geïdentificeerd in een overzicht van 5 niveaus en 30-factoren (Badou & Day, 2021, zie bijlage 1). Ondanks de beperkte omvang van het literatuuronderzoek zijn prominente factoren die samenhangen met kansen(on) gelijkheid in het onderwijs hierin gebundeld. De resultaten ervan kunnen worden gezien als een belangrijke bijdrage aan het bestaande discours en de kennis over kansenongelijkheid als een ‘veelkoppig monster’. De complexiteit en integraliteit van kansenongelijkheid krijgt aan de hand van het 30-factorenoverzicht concretisering en het abstracte begrip wordt enigszins ‘tastbaar’, waarop specifiek beleid kan worden toegepast.