Hoe krijgen we opvoeddeskundigen zo gek dat ze ouders gaan begrijpen

Hoe krijgen we opvoeddeskundigen zo gek dat ze ouders gaan begrijpen

Productgroep Ouderschapskennis 2004-3
3,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Dr. Janneke Wubs (1970), psycholoog, was na haar studie enige tijd opvanghuismoeder in de gezinsverpleging: samen met haar partner runde zij een ‘gezin’ met vier pleegkinderen. Na deze praktijkervaring werkte ze bij de Rijksuniversiteit Groningen aan een proefschrift over opvoedingsadvies aan Nederlandse ouders vanaf 1945 tot het eind van de 20ste eeuw. (Wubs, 2004) Zij beschrijft en analyseert daarin het denken over opvoeding dat zichtbaar wordt in adviesboeken voor ouders. Meer dan honderd van de meest populaire boeken heeft ze onderzocht: van Langeveld tot Gordon, van Spock tot Bill Cosby, van Selma Fraiberg tot Rita Kohnstamm, en van Teleac-cursusboeken tot het Groeiboek van de consultatiebureaus. Veel van deze boeken zijn vele malen en in grote oplagen herzien en herdrukt. Wubs belicht de opvoedingsboeken vanuit drie perspectieven. Ten eerste dat van de deskundigen zelf: wie waren zij, wat voor theorieën hanteerden ze en welke deskundigheid vonden ze belangrijk in opvoeding? Het tweede perspectief is dat van het kind: wie en wat zijn kinderen volgens die boeken, hoe ontwikkelen ze zich en wat hebben ze nodig? Het derde perspectief ten slotte is dat van ouders: wat is (goed) ouderschap, wat is de rol van vader en van moeder, en wat moeten ouders wel en niet doen in de opvoeding? Wubs besteedt een apart hoofdstuk aan het concrete en tegelijk controversiële onderwerp ‘straf’.
De vraag die dit onderzoek bij haar heeft opgeroepen is: hoe komt het toch dat deze boeken zo in trek zijn en welk concreet effect hebben ze?

Trefwoorden: opvoeding, opvoedingsadvies


Een paradoxale boodschap

Opvoedingsadvies kreeg na 1970 een ander karakter. In de naoorlogse jaren vijftig en zestig was opvoedingsadvies vooral moreel-pedagogisch en soms godsdienstig van aard. Het ideale gezin kende één verschijningsvorm. Deskundigen wisten precies hoe het moest en de opvoedingsdoelen waren duidelijk: kinderen moesten zelfstandig worden en hun karakter moest zo worden gevormd dat zij nuttige leden van de samenleving werden. Gemeenschapszin was een belangrijke waarde; de psychologische kenmerken en behoeften van het kind, daarentegen, waren niet doorslaggevend. Maar vanaf 1970 veranderde dit. Een nieuwe generatie deskundigen trad aan en bijna het hele arsenaal aan opvoedingsboeken werd vernieuwd.