Toename gemeenten met Kansrijke Start, maar onzekerheid over duurzame voortzetting
In 2024 is het aantal Nederlandse gemeenten dat werkt aan de inzet van Kansrijke Start opnieuw gestegen. Het thema eerste 1.000 dagen en het nut van preventie in deze periode wordt door steeds meer partijen erkend. Inmiddels heeft negen op de tien gemeenten een coalitie Kansrijke Start gevormd. Bovendien wordt in meer dan 90 procent van de gemeenten het programma Nu Niet Zwanger ingezet en prenatale huisbezoeken door de JGZ (PHB-JGZ) uitgevoerd. Bij de meeste VSV’s zijn afspraken gemaakt over screening op risico- en beschermende factoren tijdens de zwanger- schap. Ook het aantal gemeenten dat erkende interventies gericht op Kansrijke Start inzet blijft toenemen.
Uit zowel de cijfers als gesprekken met betrokken partijen komt naar voren dat samenwerking tussen het sociaal en medisch domein verder toeneemt, ook op regionaal niveau. De betrokkenheid van zorgverzekeraars, ervaringsexperts en (aanstaande) ouders bij de Kansrijke Start aanpak in gemeenten is echter nog niet altijd vanzelfsprekend. Ook is er onzekerheid over keuzes die gemeenten zullen maken bij bezuinigingen of wanneer de landelijke aanjaagfunctie anders zal worden ingericht. Het actieprogramma is in 2018 ingezet maar veel gemeenten zijn pas twee jaar of korter geleden gestart. Het is volgens betrokkenen nog te vroeg om te spreken over verankering en borging voor de lange termijn. Dat blijkt ook uit de cijfers; onzekerheid over structurele middelen beïnvloedt de voortgang van Kansrijke Start en minder dan de helft van de gemeenten besteedt aandacht aan de duurzame voortzetting van het programma.
Wisselend beeld risicofactoren en uitkomsten eerste 1.000 dagen: vooruitgang maar ook blijvende uitdagingen
De resultaten van de monitor laten een gemengd beeld zien. Sommige indicatoren ontwikkelen zich positief. Zo neemt het middelengebruik onder vrouwen voorafgaand aan de zwangerschap geleidelijk af, en daalt het aantal kinderen dat wordt geboren in een gezin met een meervoudig kwetsbare situatie licht. Aan de andere kant laten andere indicatoren geen verbetering zien. Het percentage gezinnen met problematische schulden is de afgelopen jaren onveranderd gebleven, net als het percentage gezinnen dat geen gebruikmaakt van kraamzorg. Daarnaast neemt het aandeel moeders en partners met psychische problemen in het jaar van de bevalling langzaam toe. Op deze gebieden – zoals schulden, kraamzorg en psychische problematiek – blijft een duidelijke kloof bestaan tussen verschillende sociaaleconomische groepen. Deze ongelijkheid is over de jaren nauwelijks kleiner geworden. Wat vroeggeboorte en laag geboortegewicht betreft, zijn er na 2021 geen nieuwe cijfers beschikbaar. De bestaande gegevens wijzen echter op blijvende verschillen tussen sociaaleconomische groepen.
Toename jonge kinderen met overgewicht of spraaktaalontwikkelingsachterstand
Uit de gegevens van JGZ-organisaties blijkt dat zowel het aantal kinderen met overgewicht als het aantal kinderen met een spraak-taalontwikkelingsachterstand op tweejarige leeftijd toeneemt. Zo heeft in 2024 een op de tien tweejarigen overgewicht. Deelnemers aan de gesprekken gaven aan dat binnen het actieprogramma de periode na de geboorte minder aandacht lijkt te krijgen dan de periode voor en tijdens de zwangerschap. Dit komt ook terug in de cijfers; de erkende interventies die het meest worden ingezet door gemeenten focussen op de periode vooraf en tijdens de zwangerschap.
Resultaten in perspectief
Toekomst van Kansrijke Start vraagt om structurele regie en blijvende landelijke steun
Kansrijke Start is gegroeid tot een belangrijk programma dat zich richt op het bevorderen van een gezonde, kans- rijke eerste 1.000 dagen van elk kind. Investeren in deze periode wordt steeds meer gezien als een ultieme vorm van preventie, waarbij sociale factoren breder worden erkend en als bepalend worden gezien voor gezondheid en ontwikkeling. Inmiddels is het Kansrijke Start programma breed omarmd, zo blijkt uit de hoeveelheid gemeenten met een coalitie en het aantal interventies dat is ontwikkeld en breed wordt ingezet.
Toch zijn er onzekerheden over de toekomst van Kansrijke Start. Uit de cijfers blijkt dat minder dan de helft van de gemeenten stappen heeft genomen om Kansrijke Start te verankeren in eigen beleid. Dat is niet geheel opvallend, aangezien twee jaar geleden (in 2022) nog minder dan de helft van de gemeenten een lokale coalitie had gevormd. Ook maken veel betrokken partijen zich zorgen over de gevolgen van eventuele bezuinigingen of het afschalen van de landelijke aansturing naar een meer ondersteunende rol. Op dit moment is de landelijke aanjager (VWS) en hun financiële middelen (zoals SPUK-gelden) een belangrijke stimulans voor de lokale inzet. Zoals in de kennissynthese Kansrijke Start (16) ook beschreven, streeft VWS naar meer gezamenlijk eigenaarschap door bepaalde verantwoordelijkheden meer lokaal en regionaal te beleggen. Echter, als landelijke sturing wegvalt, bestaat het risico dat gemeenten het programma minder prioriteit geven. Om duurzame verankering op lokaal niveau in de toekomst te waarborgen, blijven regelgevende en financiële kaders vanuit de landelijke overheid van groot belang.
Ook op lokaal niveau blijft het belangrijk dat het thema Kansrijke Start een stevige plek op de agenda behoudt en onderdeel wordt van langetermijnplannen. Daarom is het belangrijk om de urgentie en noodzaak van Kansrijke Start blijvend te benadrukken en vanuit de landelijke aansturing een consistent en krachtig verhaal uit te dragen en te onderhouden (17).
Blijven investeren in samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid op alle niveaus voor de eerste 1.000 dagen
Op lokaal, regionaal en landelijk niveau groeit de samenwerking tussen het medisch en sociaal domein om gezamenlijk te werken aan een Kansrijke start. Echter, belangrijke partijen zoals huisartsen, zorgverzekeraars, ervaringsexperts en (aanstaande) ouders zijn nog niet altijd voldoende betrokken. Bovendien zorgen verschillende financieringsstromen en organisatiestructuren voor knelpunten. De vraag wie verantwoordelijk is voor de financiering van preventie wordt steeds relevanter met de gezamenlijke akkoorden, zoals het Nationaal Preventieakkoord, IZA en GALA. Het aangaan van een meer gezamenlijke verantwoordelijkheid, waarbij alle niveaus (van lokaal tot landelijk) betrokken zijn, kan bijdragen aan een toekomstbestendige en effectieve Kansrijke Start aanpak.
Samenwerken over grenzen heen: naar een integrale aanpak voor een kansrijke start
Ondanks dat thema’s zoals leefstijl, armoede en welzijn sterk samenhangen met gezondheid, worden deze verbindingen door betrokkenen nog te weinig ervaren. Het doorverwijzen tussen professionals na vroegsignalering of een prenataal huisbezoek zijn hier voorbeelden van, en vormen aandachtspunten om een samenhangende aanpak verder te versterken. Instrumenten zoals Regiobeeld en de Lerende Lokale Monitor hebben de potentie om de samenwerking te ondersteunen, maar worden tot nu toe onvoldoende gebruikt. Dit komt mogelijk omdat deze instrumenten nog onvoldoende bekend zijn. Een domein-overstijgende werkwijze – zoals bepleit in het concept ‘health in all policies’ – kan echter grote maatschappelijke winst opleveren op het gebied van gezondheid, bestaanszekerheid en kansengelijkheid (18). Het initiatief Kansrijke Start kan hierbij als fundament worden gezien. Toch is deze manier van samenwerken geen vanzelfsprekendheid; het vergt tijd, een fundamentele verandering in denken en werken, en ruimte om te experimenteren en innoveren. Deze investeringen zullen niet altijd direct financiële besparingen opleveren, maar op de lange termijn kan dit kosteneffectief zijn (19). Bovendien, vanuit gezondheidsperspectief is het bijna altijd beter om preventie te verkiezen boven genezing (20). Dit vraagt om een langetermijnvisie, waarin professionals over de grenzen van hun eigen specialisme heen werken om gezamenlijke maatschappelijke winst te realiseren.
Betrekken van ervaringsexpertise en (aanstaande) ouders verdient meer aandacht en verbetering
De inbreng van ervaringsexperts en (aanstaande) ouders is essentieel om beleid en praktijk binnen Kansrijke Start af te stemmen op de behoeften van (aanstaande) gezinnen. In 2024 heeft ongeveer een derde van alle gemeenten deze expertise betrokken bij hun coalitie, maar het maken van samenwerkingsafspraken met deze groepen is een stap die veel gemeenten nog moeten zetten om Kansrijke Start inclusiever te maken. Veel gemeenten worstelen met hoe ze dit vorm moeten geven, mede door gebrek aan budget en ervaring. Er bestaan diverse ondersteuningsprogramma’s, zoals die van Pharos en Loket Gezond Leven, maar de vraag is of die voldoende worden gevonden en benut.
Het is belangrijk dat gelijkwaardige samenwerking met ervaringsexperts en (aanstaande) ouders een fundamenteel onderdeel blijft van de voortzetting van Kansrijke Start op landelijk, regionaal en lokaal niveau.
Vroegsignalering rondom zwangerschap: kansen en knelpunten in de praktijk
Vroegsignalering tijdens en voorafgaand aan de zwangerschap kan een waardevol middel zijn om proactief gezondheidsrisico’s voor moeder en kind aan te pakken. Er is steeds meer aandacht om professionals te ondersteunen in hoe zij (aanstaande) ouders kunnen begeleiden en vroegsignalering kunnen toepassen. Tegelijkertijd wordt erkend dat vroegsignalering niet overal optimaal functioneert en dat professionals regelmatig tegen uitdagingen aanlopen in de uitvoering ervan. Ook wordt het nog vaak gezien als een doel op zich. Een goed georganiseerde structuur om na signalering door te verwijzen of actie te ondernemen en focus op het belang van vroeg signalering als middel, kunnen hierbij helpen. Vanuit de cijfers lijkt er een lichte toename in het aantal vrouwen dat een preconceptieconsult heeft ontvangen. Wel worden deze consulten nog slechts beperkt uitgevoerd. Dit maakt het lastig te achterhalen wie met deze consulten worden bereikt en of dit daadwerkelijk leidt tot betere zwangerschapsuitkomsten.
[lees verder via bestelknop]