Er is een onmiskenbare en waarschijnlijk onomkeerbare trend naar toenemende samenwerking van kinderopvang en primair onderwijs. Er zijn kansen voor pedagogische en sociale innovatie van het lokale ‘pedagogisch-educatieve ecosysteem’ door deze samenwerking binnen (integrale) kind- centra. De kinderopvang, zowel voorschools als buitenschools, kan bij goede afstemming complementair zijn aan het onderwijs en vanuit de eigen unieke positie bijdragen aan de brede ontwikkeling en persoonsvorming van kinderen op gebieden, door middel van activiteiten, waarvoor het onderwijs capaciteiten tekort komt. Er mogen synergievoordelen worden verwacht als de pedagogische werkvormen van kinderopvang en onderwijs worden gecombineerd. Met een wijziging van het kinderopvangstelsel in aantocht en tegen de achtergrond van het opgelaaide debat over de publieke waarde van kinderopvang binnen het huidige marktsysteem, is de tijd rijp voor bezinning. Dit onderzoek hoopt aan deze bezinning bij te dragen.
SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN OP HOOFDLIJNEN
De aanleiding voor dit onderzoek was de bestuurlijke en juridische fusie van een grote veranderingsprocessen die met deze fusie in gang zijn gezet, en die uiteraard nog niet zijn voltooid, te typeren en te vergelijken met de veranderingsprocessen die zich in een aantal al langer bestaande, succesvol geïntegreerde organisaties voor kinderopvang en onderwijs in eerder stadium hebben voltrokken. In totaal analyseerden we 9 cases en, verdeeld over de cases, 7 kindcentra. We spraken met 19 personen op bestuursniveau, 18 op middelmanagementniveau en 14 op locatieniveau en daarnaast met 4 betrokkenen bij de voormalige Kinderopvanggroep in Tilburg. De documenten en gespreksverslagen hebben we vanuit twee complementaire, deels overlappende theoretische benaderingen geanalyseerd. We vatten de resultaten kort samen.
De analyse volgens de theorie van Mintzberg
De theorie van de organisatieconfiguraties van Mintzberg definieert een vijftal orga- nisatorische ideaaltypen met elk hun eigen kenmerkende leiderschapsstructuren, verdienmodellen, professionaliseringsbeleid, prestatiestandaards en missie. De eerste analyse van de onderzochte cases was aan de hand van deze ideaaltypen en we identificeerden drie hoofdveranderingsstrategieën, ook wel veranderlogica’s genoemd: de autono- miegerichte, of autonomiebevestigende, professioneel-bureaucratische veranderlogica, de veranderlogica van het maatschappelijk ondernemerschap en de waarden-gedreven, op systeeminnovatiegerichte veranderlogica.
Binnen de professioneel-bureaucratische en de maatschappelijk-ondernemende veranderlogica vonden we steeds twee varianten, samenhangend met o.a. de grootte van de organisatie en het bedrijfsbesturingsmodel dat daaruit voortvloeide. In Tabel 3 is een samenvattend overzicht van de drie veran- derlogica’s en hun belangrijkste kenmerken weergegeven.
Wat betreft de autonomiegerichte, of autonomiebevestigende, professioneel-bureaucratische veranderlogica viel op dat de structuur en cultuur van de professionele bureaucratie van het onderwijs met nadruk op de decentrale autonomie van schoolleiders en onderwijs- professionals, sterk bepalend was voor de veranderingsprocessen en dat dit gepaard ging met een relatief langdurig tijdpad voor het fusieproces, weinig inhoudelijke sturing, het ontbreken van een sterke sociale missie en een onduidelijke ambitie voor de kinderopvang. Met het oog op de potentiële meer- waarde van duurzame samenwerking van kinderopvang en onderwijs, zou hier sprake kunnen zijn van een gemiste kans, concludeerden we. Voor de kinderopvang was er misschien zelfs een potentieel risico als het marktgedrag onvoldoende gesteund of zelfs ingeperkt zou worden.
We concludeerden dat binnen de veranderlogica van het maatschappelijk ondernemerschap kinderopvang en onderwijs meer op voet van gelijkwaardigheid samenwerken en tot een samenhangende synthese komen, die kansrijk en maatschappelijk nuttig lijkt te zijn doordat professionele dienstverlening en de ontwik- keling van nieuwe producten ten behoeve van klanten in de brede zin van het woord centraal staat. Zowel het onderwijs binnen de nieuwe organisatie, als de kinderopvang kunnen onder deze veranderlogica floreren en bij- dragen aan maatschappelijke waarde-creatie, concludeerden we. Het viel op dat de inhoudelijke, innovatiegerichte sturing van het veranderingsproces optimaal gebruik maakt van de interprofessionele collectieve intelligentie van de medewerkers van de nieuwe organisatie.
De missionaire, op systeem-innovatiegerichte veranderlogica was de meeste hybride vorm die we identificeerden, gekenmerkt door een dynamisch samenspel van professioneel- bureaucratische, marktgerichte en gemeenschapsgerichte missionaire tendensen. De aandacht voor productvernieuwing en het flexibel inspelen op maatschappelijke vragen, resulteerde in een wendbare organisatie met kenmerken van het adhocratische ideaaltype van Mintzberg. Door vanuit het kindcentrum actief naar nieuwe taken te zoeken in de lokale gemeenschap en in samenwerking te werken aan een systeemverandering ten behoeve van verschillende groepen in de lokale gemeenschap, werd een nieuwe, hybride synthese tot stand gebracht. Ook in deze veranderlogica wordt optimaal gebruik gemaakt van de kennis, ervaring en inzichten van alle medewerkers uit beide werksoorten.
De analyse volgens de theorie van de institutionele logica’s
De Institutionele Logica’s benadering, ILA, was het tweede theoretische raamwerk. Dit raam- werk gaat uit van zeven institutionele ordes in een samenleving die tezamen het gedrag van individuen en organisaties bepalen, iedere orde met een eigen kenmerkende logica: het geheel van wet- en regelgeving, sanctiemechanismen, materiële praktijken, symbolen, en waarden en normen. In de analyse van het gespreksmateriaal en de documenten hebben we ons vooral gericht op de onderlinge verhouding van vijf van de zeven logica’s: de staatslogica, de marktlogica, de bedrijfslogica, de professionele logica en de gemeenschapslogica. Tabel 4 geeft een samenvatting van de analyses volgens het ILA-raamwerk.
Lees verder via download