Nieuwkomers in primair en voortgezet onderwijs.

Nieuwkomers in primair en voortgezet onderwijs.

Gratis

Omschrijving

De groep nieuwkomersleerlingen in Nederland is heterogeen van samenstelling. Alhoewel er verschillende nieuwkomersvoorzieningen zijn, starten veel nieuwkomers op een reguliere school. Op een reguliere school is veel behoefte aan expertise waarbij meer samenwerking en kennisdeling met nieuwkomersvoorzieningen bevorderlijk zouden zijn.

Met de recente instroom van nieuwkomersleerlingen uit Oekraïne staat het Nederlandse onderwijs voor een grote taak: de nieuwkomers een plek geven in het onderwijs en ervoor zorgen dat deze doelgroep kwalitatief goed onderwijs kan volgen. Sinds langere tijd stijgt het aantal nieuwkomersleerlingen, al is er geen scherp beeld van de aantallen. Dit komt onder andere omdat er geen eenduidige definitie is van het begrip nieuwkomersleerling. In verband met bekostiging van scholen wordt een definitie gehanteerd die volgens scholen niet goed aansluit bij wat er in de praktijk nodig is. SEO Economisch Onderzoek en Kohnstamm Instituut hebben onderzoek uitgevoerd om inzicht te scheppen in de verschillende groepen nieuwkomers, hun omvang, kenmerken en onderwijsbehoeften en om vast te stellen hoe het onderwijs aan nieuwkomers momenteel vormgegeven wordt.

Diverse groepen nieuwkomers

De groep nieuwkomers waarvoor scholen in het po en vo extra bekostiging ontvangen, was op 1 oktober 2020 (voor de oorlog in Oekraïne) ongeveer 22 duizend leerlingen groot. In het onderzoek zijn nog meer groepen nieuwkomers geïdentificeerd, die een hoog risico hebben op een taalachterstand en waarbij potentieel behoefte bestaat aan nieuwkomersonderwijs. In totaal brengt dit het aantal nieuwkomers op het peilmoment naar bijna 54 duizend (Figuur S.1). De meeste nieuwkomers (62 procent) hebben geen Nederlandse nationaliteit. 31 procent van de nieuwkomers heeft wel een Nederlandse nationaliteit en van 7 procent is geen nationaliteit bekend. 

De totale groep nieuwkomers in het po en vo was op 1 oktober 2020 54 duizend leerlingen groot Bron: CBS Microdata, bewerking SEO Economisch Onderzoek / Kohnstamm Instituut (2022) De nieuwkomers zonder de Nederlandse nationaliteit komen het vaakst uit Syrië of Eritrea. Dat was op de peildatum 1 oktober 2020, dus voor de oorlog in Oekraïne. Ze hebben vaak de basisschoolleeftijd. Asielmigratie is het meest voorkomende migratiemotief onder deze leerlingen, al zijn er ook veel leerlingen die op grond van arbeidsmigratie van ouders naar Nederland zijn gekomen.

Nieuwkomers starten niet altijd in een nieuwkomersvoorziening

Er zijn verschillende nieuwkomersvoorzieningen om nieuwkomers gedurende de eerste periode te laten wennen aan het Nederlandse onderwijs en hen voor te bereiden op een reguliere school. In het po zijn er scholen verbonden aan asielzoekerscentra (type I), scholen die uitsluitend nieuwkomersonderwijs verzorgen (type II) en scholen met enkele nieuwkomersgroepen (type III). In het vo kunnen nieuwkomers terechtkomen in internationale schakelklassen (ISK’s). Uit data-analyses blijkt dat nieuwkomers echter vaak starten in een reguliere klas. 44 procent van de nieuwkomers in de basisschoolleeftijd die recent naar Nederland zijn gekomen zat in oktober 2020 op een reguliere school, in het vo was dit 37 procent. De groepen nieuwkomers met de Nederlandse nationaliteit zitten veel vaker op een reguliere school. De doorstroom vanuit een nieuwkomersvoorziening naar een reguliere school duurt doorgaans 10 tot 14 maanden. Doorstroom van nieuwkomers in het po vanuit een azc-school (type I) gebeurt doorgaans sneller dan vanuit een type II of een type III school. Er is geen verschil in de doorstroomsnelheid tussen jongens en meisjes of tussen nieuwkomers met verschillende migratiemotieven. Nieuwkomersleerlingen in het primair onderwijs Het onderwijsaanbod op nieuwkomersscholen in het po wordt gekenmerkt door Nederlands taalonderwijs met daarnaast aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en (Nederlands) burgerschap. Tijdens een intakegesprek worden de onderwijshistorie en de thuissituatie in kaart gebracht en het onderwijsniveau ingeschat.

Er wordt gewerkt met kleine groepen van zo’n 15 leerlingen. Leerlingen stromen meestal na een jaar door naar een reguliere school. De werkwijze en intensiteit van overdracht naar een reguliere school verschilt per school. Op een reguliere school krijgen nieuwkomers soms begeleiding, individueel of groepsgewijs. Er zijn geen duidelijke verschillen tussen groepen nieuwkomers naar voren gekomen in de onderwijsbehoeften. Het belangrijkste onderscheid is de leeftijd waarop een nieuwkomer start in het Nederlandse onderwijs en de onderwijshistorie. Naast goed Nederlands taalonderwijs hebben nieuwkomers behoefte aan een veilige omgeving, gezien worden door een leerkracht en op basis daarvan onderwijs krijgen op maat. Knelpunten zijn er vooral op reguliere scholen, zoals het moeilijk kunnen plaatsen van leerlingen op een reguliere school, capaciteiten die te laag worden ingeschat waardoor ze te laag of in speciaal onderwijs geplaatst worden, te weinig Nt2 expertise bij leerkrachten en te weinig begeleiding op een reguliere school. Het onderwijsaanbod in nieuwkomersonderwijs is verbeterd, maar er is een gebrek aan passende methoden en materialen. Voor scholen is het lastig om contact te onderhouden met ouders, vooral vanwege de taalbarrière. Tot slot hebben bepaalde groepen nieuwkomers, bijvoorbeeld met een Nederlands paspoort, formeel geen recht op nieuwkomersonderwijs.

Regionale samenwerking bij het organiseren van onderwijs aan nieuwkomers verschilt sterk binnen het po

De mate van regionale samenwerking en de wijze waarop dit plaatsvindt verschilt sterk. In de ene regio is wel sprake van samenwerking tussen de betrokken reguliere en nieuwkomersscholen en hun besturen, in andere regio’s is dat veel minder, wat uiteraard mede afhankelijk is van het aantal nieuwkomers in de regio. Samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben bij uitstek een regionale functie, en zouden hierin een belangrijke rol kunnen hebben. Er is binnen de samenwerkingsverbanden veel expertise over onderwijs aan nieuwkomers, maar zij zijn niet altijd intensief betrokken bij het organiseren van onderwijs aan nieuwkomers. De moeilijkheid is dat samenwerkingsverbanden deze taak niet hebben en formeel mogen zij hun middelen niet besteden aan ondersteuning op het gebied van taal. Een veel genoemde wens is dat de wet daarop aangepast wordt. Er zijn ook goede voorbeelden van samenwerkingsverbanden die beleid ontwikkelen, voorzieningen opzetten en zorgen voor scholing en kennisdeling tussen scholen en/of voor een doorlopend traject van begeleiding van nieuwkomers, ook na doorstroom naar een reguliere school.

Nieuwkomersleerlingen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

De toegang tot Internationale Schakelklassen (ISK’s) is aardig goed, al komen uitzonderingen voor waarbij leerlingen lang moeten wachten tot zij onderwijs krijgen. Het aandeel Nederlandse taal in het onderwijsaanbod op ISK’s is groot, maar ook rekenen en burgerschap zijn vakken die alom worden gegeven. Het onderwijsaanbod voor nieuwkomers lijkt vooral gericht te zijn op de lagere en beroepsgerichte onderwijsniveaus. Voor leerlingen die hoger onderwijs willen volgen, lijkt het onderwijsaanbod niet altijd goed aan te sluiten. Leerpotentieel is moeilijk in te schatten waardoor leerlingen vaak te laag in het regulier vo of in praktijkonderwijs terechtkomen. De onderwijsbehoeften van nieuwkomers zijn er vooral in het leren van Nederlands. Veel leerlingen hebben last van eenzaamheid of stress, waardoor ook behoefte is aan ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied. Na de overgang naar een reguliere school hebben leerlingen blijvend behoefte aan ondersteuning op Nederlandse taalvaardigheid. De belangrijkste knelpunten zijn een gebrek aan kennis en ervaring van docenten op een reguliere school op het gebied van Nt2. Net als in het po zijn er ook knelpunten rond passend onderwijs, waarbij het samenwerkingsverband formeel geen voorziening is om leerlingen op een passende plek te krijgen. Ook de bekostiging van leerlingen die formeel niet als nieuwkomer worden gezien, bijvoorbeeld omdat ze een Nederlands paspoort hebben, is een knelpunt. Deze leerlingen zijn afhankelijk van de bereidheid van een school of samenwerkingsverband (zonder daarvoor de financiële middelen te hebben) om in aanmerking te komen voor nieuwkomersonderwijs of extra inzet of begeleiding om hen op een passende plek te krijgen.

Specifiek voor nieuwkomers uit veilige landen, waarvan vrijwel  zeker is dat ze terugkeren naar het land van herkomst, sluit het onderwijs in een ISK niet aan. Zij zouden meer hebben aan een praktisch gericht certificaat waar ze in het land van herkomst werk mee kunnen vinden, dan aan het leren van Nederlands en burgerschap.