Opvoeding in en door sport?

Opvoeding in en door sport?

Gratis

Omschrijving

In deze bijdrage wordt de vraag gesteld wat de betekenis van ‘opvoeding in en door sport’ kan zijn tegen de achtergrond van de verschillende sportieve contexten. De eerste paragraaf gaat in op sportparticipatie, vooral in de georganiseerde sport. Wie participeren er in de jeugdsport en hoe is de verhouding tussen meisjes en jongens? De twee volgende paragrafen behandelen de sociale context van de jeugdsport. Jeugdsport komt daarin naar voren als een ‘eigenaardig veld’. De vierde paragraaf gaat in op betekenissen en opvattingen over jeugdsport, waaronder de betekenissen die men aan opvoeding kan toekennen. In de laatste paragraaf wordt het gesprek tussen sport en opvoeding gevoerd. Sportparticipatie Het aantal leden dat in 2003 via de sportbonden bij NOC*NSF was aangesloten bedroeg 4.544.096 (NOC*NSF, 2004). Van dit ledenbestand was ongeveer 32% junior en 68% senior. Dat betekent dat in het kader van de georganiseerde sport elke week circa anderhalf miljoen kinderen en jongeren actief zijn. Omdat de sportbonden verschillende leeftijdsindelingen hanteren is het tot nu toe niet mogelijk gebleken om binnen de groep junioren een indeling naar leeftijd te maken. Onder junioren vallen kleuters van vier jaar maar ook jongeren van zeventien jaar. Het is hier niet mogelijk om de bewegingen in de verschillende leeftijdsgroepen in kaart te brengen. Massale sportuitval in sommige takken van sport bij een bepaalde leeftijd, blijft dus verborgen. We geven hierna een door ons samengesteld overzicht over de ledenaantallen van de voornaamste sportbonden in Nederland. We kozen bonden met tenminste 40.000 leden, waarvan een substantieel deel uit jeugd bestond. 

“Ze komen om te ballen, niet om opgevoed te worden”. Dit gezegde kan een opleider van trainers en coaches in allerlei varianten tegenkomen. Het beste past hier een offensieve strategie door te vragen - en dóór te vragen - hoe de jeugdpraktijk georganiseerd is op de club. Op de sportvereniging gebeurt ook van alles tussen de bedrijven door: kinderen helpen elkaar bij de training, er geldt een regel dat je bij het verzuimen van de training niet in de wedstrijd wordt opgesteld, je bent verplicht na de training te douchen en er worden trucjes geleerd om de tegenstander of de scheidsrechter te misleiden. Door dit alles wordt het kind beïnvloed. Dàt heet opvoeding-in-sport. Of de trainers nu willen of niet, ze doen daar dag in dag uit aan mee en ze kunnen daarop worden aangesproken. Meestal is die opvoeding-in-sport vanzelfsprekend en staat men er niet bij stil wat de bedoeling is van een bepaalde praktijk. Maar het gebeurt ook dat afstand van een praktijk genomen wordt en dat gevraagd wordt naar de betekenis. Over zo’n regel als: ‘niet opstellen na een verzuimde training’ kan men vragen in wiens belang dat is: van het betreffende kind, het team, de club, de ouders, de sponsor, de trainer? In deze mix van belangen en soms van belangentegenstellingen dient het belang van het kind en de groep kinderen behartigd te worden

Politici en sportbestuurders schrijven al te gemakkelijk allerlei pedagogische waarden aan de sport toe zonder dat men zich er van vergewist wat de inhoud van die waarden is en of kinderen en jongeren in deze tijd deze waarden wel omarmen. De waarden lopen soms sterk uiteen en daarom is het van belang daarover in gesprek te raken. Zo raakt men op de hoogte van de verschillende gezichten en de eigenaardigheid van deelculturen. Tegelijkertijd is nodig dat men met de pedagogische oriëntaties geen verstoppertje speelt: Het gaat in de jeugdsport in de eerste plaats om de belangen van het kind en om het plezier dat aan de sport beleefd wordt.