Straffen? Hoe wel? Hoe niet?

Straffen? Hoe wel? Hoe niet?

Gratis

Omschrijving

Straffen? Geen verkwikkelijk onderwerp, niet waar? Inderdaad, dat kan het niet zijn, want het behoort tot de nachtzijde der opvoeding. ’t Ziet er echter soms wel eens anders uit. En daarbij denk ik niet aan die wreedaards — die er helaas ook zijn — die, zoo al niet voor hun plezier, maar toch blijkbaar met plezier straffen. Hoewel ik meen, dat er iets van die wreedheid in ons allen schuilt; maar daar komen we straks wel op te spreken. Neen, maar nu denk ik aan de zeer velen, die bij het straffen het behaaglijk gevoel hebben, dat zij hun opvoedkundige plichten, hoe zwaar die ook mogen zijn, toch maar wat goed vervullen. Voor mij ligt een aardig Duitsch verhaaltje, waarin geschetst wordt hoe een dappere, bloed-arme dagloonersweduwe haar zeven kinderen met eere wist groot te brengen; naar haar beste weten en dus op haar manier, dat wil zeggen, dat haar kinderen meer slaag kregen dan eten. Als een vriendelijke buurman voor een kleinen overtreder genade komt pleiten, dan vindt hij moeder en kroost om de tafel gezeten en hard aan ’t werk; maar achter de moeder hingen aan vier groote vaste spijkers in volmaakte orde: een leeren riem, een spaansch riet, een stuk touw en een roede, welker uiterlijk duidelijk bewees, dat zij niet tot de werkeloozen behoorden, en die zoo opgehangen waren, dat moeder ze maar voor ’t grijpen had. „Malligheid, slagen moeten er zijn,” verklaarde zij den binnentredende, „moet ik ook op alles besparen, aan de opvoeding zal ten minste niets gespaard worden; werken moeten ze leeren, en gehoorzamen.” Dit laatste is een prachtig opvoedingsprogram, maar moeder Lisbeth meende te goeder trouw, dat ’t zonder slaag niet kon worden uitgevoerd. En dat zij haar rakkers niets meer gaf dan wat ze verdienden. „Maar je moet niet denken,” zeide zij, „dat ik ’t voor mijn plezier doe.”

Hier hebben wij ’t zuivere beeld van een geloovig aanhanger van de veel verspreide theorie, dat „opvoeden” eigenlijk „straffen” beteekent en van een lid van die fractie, die verder van meening is, dat „straffen” ’t zelfde is als „slaan”. Zelf heb ik die theorie eens in haar grofsten vorm ontmoet, maar even eerlijk gemeend als bij moeder Liesbeth. Als diaken moest ik een weduwe de les lezen, wier dochter den verkeerden weg was opgegaan. Toen ik schuchter de onderstelling waagde, dat dan toch aan de opvoeding ook wel iets zou ontbroken hebben, viel zij verontwaardigd uit: „Wat, meneer, wat zegt u daar? Ik zou mijn dochter geen goede opvoeding hebben gegeven ? Hoe dikwijls heb ik niet den poot van den stoel op haar rug stukgeslagen!”