Kevin is zeventien en niet erg hoog begaafd. Het is moeilijk om een behoorlijk gesprek met hem te voeren. De conversatie met zijn groepsgenoten, met de groepsleiding, met docenten en met mij bestaat van zijn kant vooral uit wat onsamenhangende kreten. Sowieso wordt Kevin door iedereen zoveel mogelijk gemeden omdat hij een penetrante geur verspreidt. Schijnt iets met 2ijn spijsvertering te maken te hebben, hij kan er niets aan doen.Waarom hij al meer dan een jaar in de jeugdgevangenis zit weet ik niet.In de paar dagen dat ik in de inrichting verblijf kom ik daar ook niet achter.Wel roept hij een keer vol trots: ‘ik ga hier bijna weg, maar ik ben ook zo weer terug, net als de vorige keer ha ha ha!’ Een notoire recidivist inderdaad, zo bevestigt de groepsleiding: ‘Hier gedraagt hij zich prima eigenlijk, maar zodra hij weer thuis is gaat hif in de fout. Zijn ouders zijn ook zwakbegaafd, en regelmatig vastzitten lijkt een familietrekje.” Eén van de conclusies die ik trok na mijn vrijwillige opsluiting in twee justitiéle jeugdinrichtingen vorig jaar, was dat vrijheidsstraffen voor heel wat jeugdige delinquenten op zijn zachtst gezegd een weinig rationele remedie lijken te vormen. De recidive ligt ergens tussen de 70 en 80%, hetgeen voor een belangrijk deel te wijten is aan de beperkte mogelijkheden die de inrichtingen hebben om wezenlijke veranderingen in het gedrag en in het thuismilieu - als dat er al is - te bewerkstelligen. De discussies die ik naar aanleiding van mijn verblijf en de publicaties daarover met politici, beleidsmakers en deskundigen voerde stemden me weinig vrolijk. De vraag naar effectiviteit van jeugdinrichtingen mag weliswaar gesteld worden, maar kan nauwelijks consequenties hebben omdat noch preventie van recidive, noch geslaagde heropvoeding als doorslaggevende criteria worden gezien. Als het puntje bij paaltje komt blijkt de maatschappelijke behoefte aan vergelding elk ander argument in de schaduw te kunnen stellen. Politiek gezien lijkt dat begrijpelijk. Harde taal en stoere maatregelen doen het in de publieke opinie nu eenmaal beter dan moeilijke verhalen over weerbarstige pogingen tot resocialisatie van jeugdigen die burgers en maatschappij veel ellende hebben bezorgd. Zeker in de aanloop naar verkiezingen Zijn er maar weinigen bereid om de zaken ook eens vanuit een andere kant te bekijken. De kant namelijk van een samenleving die onvoldoende constructief perspectief weet te bieden aan jongeren die vanwege hun persoonlijke geschiedenis of door de omstandigheden waarin ze opgroeien in een neerwaartse spiraal zijn beland. Zo'n perspectief betekent niet dat je jeugdige delinquenten vrijpleit van hun eigen verantwoordelijkheid. In tegendeel. De onmacht of onwil om die verantwoordelijkheid te nemen behoort juist het uitgangspunt van elke interventie te vormen. Deze jeugdigen hebben een aantal houdingen en vaardigheden die nodig zijn om in de samenleving te kunnen functioneren nooit geleerd, of in onvoldoende mate. Als je het zo bekijkt is het duidelijk waarom straffen alleen nooit kan helpen. Sociaal leren doe je namelijk alleen maar van opvoeders die werken langs twee dimensies: enerzijds het bieden van warmte, veiligheid en ondersteuning, anderzijds het uitoefenen van toezicht en controle. De wetenschap van opvoeding en socialisatie kent inmiddels vele bewijzen voor het feit dat het één nooit werkt zonder het ander.