Wat is opvoeding?

Wat is opvoeding?

Gratis

Omschrijving

Doel van dit artikel is het begrip ‘opvoeding’ aan een analyse te onderwerpen. Dat zullen we doen door te onderzoeken onder welke condities de corresponderende term volgens de regels van de dagelijkse taal correct wordt gebruikt. De term ‘dagelijkse taal’ (of ‘omgangstaal’) gebruiken we hier in dezelfde betekenis als het Engelse ‘ordinary language’, namelijk om te refereren aan de taal die gebruikt wordt in het dagelijks leven – de taal die staat tegenover vaktaal, technische taal of de taal van specialisten (Hanfling, 2000; Ryle, 1964).

‘Opvoeding’ is de primus inter pares onder de grondbegrippen van de pedagogische wetenschappen. Het mag dan ook enige verbazing wekken dat in de opvoedingsfilosofie, en in de pedagogiek in het algemeen, een dergelijke analyse nagenoeg ontbreekt. Voor zover wij kunnen overzien heeft alleen Ben Spiecker (1991a) een artikel geschreven dat expliciet bedoeld is als analyse van het alledaagse begrip van opvoeding. Zijn artikel biedt een beknopte en pionierende vergelijking van de begrippen ‘opvoeding’ en ‘onderwijs’ en vormt als zodanig een belangrijk startpunt van onze analyse.2

Het ontbreken van een systematische analyse van het begrip ‘opvoeding’ staat in schril contrast met het vele onderzoek dat plaatsvindt naar de opvoeding zélf. In tal van boeken en artikelen, niet alleen voor academici maar ook voor professionals en ouders, wordt verslag gedaan van onderzoek naar aspecten van de opvoeding. Soms ook leiden zulke publicaties tot levendige en interessante debatten – denk bijvoorbeeld aan het succesvolle boek van Micha de Winter: Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding (2011). Ook in de wereld van politiek en beleid vormt de opvoeding een veelbesproken onderwerp. Te denken valt aan de Jeugdwet van 2015, die gemeenten verantwoordelijk stelt voor de preventie van opvoedproblemen en het bevorderen van opvoedvaardigheden van ouders. Organisaties voor kinderopvang moeten in hun beleidsplan een paragraaf schrijven over de pedagogische visie van de instelling, waarin duidelijk gemaakt wordt op welke manier men wil bijdragen aan de opvoeding van kinderen. Kortom, of het nu gaat om pedagogisch onderzoek, pedagogisch beleid of professionele pedagogische praktijken, steeds en ook onvermijdelijk wordt een begrip van opvoeding voorondersteld dat het denken en handelen richting geeft. Desondanks is dat begrip geen onderwerp van systematische reflectie maar hooguit van een rudimentaire en soms ook gebrekkige definitie. Onze analyse is een poging om in deze lacune te voorzien.

Conceptuele analyse resulteert, als het goed is, in conceptuele uitspraken. In zulke uitspraken wordt geclaimd dat een begrip een bepaalde inhoud heeft of gerelateerd is aan een ander begrip. Het is van methodisch belang conceptuele uitspraken zorgvuldig te onderscheiden van empirische en normatieve uitspraken (Steutel, 1982). Wat met name moet worden vermeden is het verwarren van een analyse van het concept van opvoeding met het ontwikkelen of verdedigen van een normatieve conceptie van opvoeding. Het alledaagse begrip van opvoeding is niet alleen van toepassing op vormen van doeltreffende, verantwoorde of waardevolle opvoeding maar evenzeer op vormen van opvoeding die gebrekkig, onverantwoord of ronduit verwerpelijk zijn. Het mag verleidelijk zijn om, al analyserend, het gebruik van de term ‘opvoeding’ in te perken tot alleen die vormen van opvoeding die in overeenstemming zijn met de eigen normatieve denkbeelden, of het begrip zo uit te leggen dat in elk geval de meest mistroostige vormen van opvoeding worden buitengesloten. Het alledaagse begrip van opvoeding sluit echter geenszins uit dat opvoeding indoctrinerend kan zijn (Spiecker, 1991b). Zelfs de combinatie ‘nationaalsocialistische opvoeding’ of ‘een typisch Noord-Koreaanse opvoeding’ is niet zelftegenstrijdig.

Als we een begrip analyseren, richten we ons doorgaans op het gebruik van de corresponderende term. Maar dan alleen op een bepaald soort gebruik, en dus niet op alle vormen van gebruik. Ten eerste betreft het onderwerp van analytische aandacht vanzelfsprekend alleen correct taalgebruik. Alleen bij correct gebruik is immers het begrip van toepassing. Voorts is een conceptuele analyse alleen gericht op het courante gebruik van termen, en dus niet op gebruik dat ongewoon of afwijkend is, waarbij te denken valt aan overdrachtelijk, overdrijvend, poëtisch, opgerekt of opzettelijk ingeperkt taalgebruik (Ryle, 1964, pp. 25-26). En ten slotte heeft conceptuele analyse alleen tot doel het paradigmatisch gebruik van termen te verhelderen. Bij zulk gebruik weten we zonder enige aarzeling dat de term op een bepaald verschijnsel van toepassing is. Soms weten we niet helemaal zeker of een term nu wel of niet op een verschijnsel betrekking heeft, ook al zijn we over dat verschijnsel goed geïnformeerd. Is bijvoorbeeld het trainen van honden nu wel of geen voorbeeld van opvoeding? Op zulke twijfelgevallen hebben conceptuele uitspraken geen betrekking. Ze gaan zogezegd over de kern van het begrip en niet over zijn rafelige randen (Steutel, 1982).

In publicaties over de methodologie van wetenschappelijk onderzoek wordt vaak onderscheid gemaakt tussen bureauonderzoek (‘desk research’) en veldonderzoek (‘field research’) (bijv. Verschuren & Doorewaard, 2010, Chapter 6). Conceptuele analyse kan achter het bureau worden bedreven en is in dat opzicht bureauonderzoek. Maar in een ander, meer wezenlijk opzicht is conceptuele analyse geen bureauonderzoek. In tegenstelling tot bureauonderzoek wordt in conceptuele analyse wel degelijk gebruik gemaakt van data die door de onderzoeker zelf zijn verzameld. Die data zijn de linguïstische intuïties van de onderzoeker of, misschien beter, de intuïtieve oordelen over het al dan niet van toepassing zijn van bepaalde termen, zoals ‘Dit verschijnsel is een paradigmatisch geval van opvoeding’ of ‘Op dat verschijnsel is de term ‘opvoeding’ duidelijk niet van toepassing’. Deze data, die door de onderzoeker zelf worden gegenereerd, vormen de basis van zijn theorievorming, dat wil zeggen van zijn zoeken naar een antwoord op de vraag wat nu precies dit verschijnsel tot een paradigmatisch voorbeeld van opvoeding maakt, of waarom nu precies de term ‘opvoeden’ niet op dat verschijnsel van toepassing is. Anders gezegd, de vraag waar het in de analyse uiteindelijk om draait, namelijk onder welke condities een begrip van toepassing is, of onder welke condities de corresponderende term correct wordt gebruikt, kan alleen worden beantwoord op grond van door taalgevoel gegenereerde data.

Vanzelfsprekend dient de onderzoeker een competente taalgebruiker te zijn. Bij gebrek aan competentie zullen zijn intuïties ondeugdelijk zijn en daarmee ook de resultaten van zijn analyse. Ook degene die kritiek wil leveren op een uitgevoerde analyse dient een competente taalgebruiker te zijn. Die kritiek zal doorgaans bestaan uit het geven van tegenvoorbeelden, en dan met name van tegenvoorbeelden die laten zien dat een bepaalde conditie niet noodzakelijk is voor het van toepassing zijn van het onderzochte begrip. Zonder goed ontwikkelde linguïstische intuïties bestaat de kans dat de aangedragen tegenvoorbeelden in feite helemaal geen voorbeelden zijn waarop het begrip van toepassing is.