Zorgprogramma's en delinquente jongeren

Zorgprogramma's en delinquente jongeren

Liesbeth Erftemeijer Joost ten Braak | 2001 | Tijdschrift J*
3,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

De jeugdzorg bestaat uit drie sectoren: de jeugdhulpverlening, de jeugdbescherming en de jeugd-geestelijke gezondheidszorg. Maar ook in andere sectoren wordt hulp aan jeugdigen geboden, bijvoorbeeld in de sector van de licht verstandelijk gehandicapten (lvg) en in de verslavingszorg. Al deze sectoren kennen hun eigen instellingen, financiering, regelgeving en beleid. Dat is lastig voor cliénten: zij weten vaak niet voor welke vragen ze bij welke sector terecht kunnen en de kans is groot dat ze uitsluitend die hulp zullen krijgen die de sector waar ze zich aangemeld hebben in huis heeft. En het is ook lastig voor de financierende instantie: niet duidelijk is op welke hulpvragen de jeugdzorg eigenlijk reageert en welk aanbod zij bij welke ‘hulpvragen inzet. Kwalificaties die in dit verband aan de jeugdzorg worden toegekend, zijn: verkokerd, aanbodgericht en niet transparant. Om aan die situatie een eind te maken zijn in de afgelopen jaren twee belangrijke concepten bedacht: het Bureau Jeugdzorg en de zorgprogrammering. Het Bureau Jeugdzorg (BJZ) moet een eind maken aan de onduidelijkheid waar de cliént met zijn hulpvraag naar toe moet, het moet het enige loket in een regio worden voor alle hulpverleningsvragen. Zorgprogramma's moeten ervoor gaan zorgen dat de hulp inzichtelijk en vraaggericht verleend wordt. Het is een samenhangend hulpaanbod voor een bepaalde doelgroep met een vergelijkbare hulpvraag. Als de hulpvraag van de doelgroep dat vergt, overstijgt het zorgprogramma de grenzen van instellingen en van sectoren. De verkokering tussen de sectoren moet er door verdwijnen. Omdat een zorgprogramma aangeeft welke activiteiten (modules) worden ingezet en welke doelen voor welke doelgroepen gesteld worden, wordt het mogelijk aan te geven welke resultaten worden behaald en tegen welke kosten. De maatschappelijke vraag naar jeugdzorg bepaalt welke programma’s worden ingekocht, waardoor het aanbod van jeugdzorg wordt gestuurd door de vraag.' Een zorgprogramma is met name wenselijk voor die groepen met hulpvragen die in meerdere sectoren aanwezig zijn en in geen van die sectoren afzonderlijk adequaat geholpen kunnen worden, zoals jeugdigen met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen. Die jeugdigen worden in de jeugdhulpverlening soms ‘te moeilijk’ gevonden vanwege hun verstandelijke handicap en in de lvg-sector ‘te ‘moeilijk vanwege hun gedragsproblematiek. Zorgprogrammering voor deze groep kan inhouden dat de beide sectoren het voor deze groepen geschikte aanbod ontwikkelen of bij elkaar plaatsen, zodat voor iedere individuele cliént een eigen mix samengesteld kan worden (hulp-op-maat). Om dat te kunnen doen, moeten de instellingen hun huidige aanbod gaan beschrijven in termen van modules. Modules zijn de kleinst mogelijke zorgeenheden die bij een bepaalde hulpvraag ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld een sociale vaardigheidstraining. 

Eind 1997 is een landelijke projectgroep Zorgprogrammering ingesteld voor een periode van drie jaar om de ontwikkeling van zorgprogram- ‘ma's te stimuleren. De projectgroep heeft de theorie van de zorgprogrammering verder ontwikkeld en heeft begrippen als programma, ‘module e.d. geoperationaliseerd. De landelijke projectgroep heeft 11 zogenaamde veldprojecten gesubsidieerd om kennis en ervaring op te doen over de (on)mogelijkheden van het werken met modules en zorgprogramma’s. De ‘monitoring van de veldprojecten is in handen gegeven van het bureau Van Dijk, Van Soomeren en Partners (DSP). Zowel DSP * als de landelijke projectgroep hebben onlangs hun eindrapportage uitgebracht. Maar ook buiten dat landelijke kader zijn zorgprogramma’s gestart: een aantal provincies heeft bijvoorbeeld een deel van de extra rijksmiddelen jeugdhulpverlening ingezet voor de ontwikkeling van zorgprogramma's.