Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling

Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling

Conceptualisering, diagnostiek en behandeling

Leonie F. le Sage | 2006 | 9789066657786

Omschrijving

Jeugdige delinquenten die zich niet schamen of schuldig voelen, wat moeten we daar precies over denken en wat moeten we ermee doen? Waar bestaat een tekortschietend geweten uit? Zijn er instrumenten om de mate van gewetensontwikkeling vast te stellen en wat kan er in de behandeling aan gedaan worden?
Deze vragen staan centraal in deze bundel en zowel experts op het gebied van onderzoek naar de morele ontwikkeling, als op het terrein van de diagnose en behandeling van jeugdige delinquenten formuleren vanuit hun expertise een antwoord.

Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling is allereerst bedoeld voor praktische professionals die vanuit een functie binnen de sector jeugdstrafrecht bij de rechtbank, een instelling belast met het uitvoeren van persoonlijkheidsonderzoeken bij jonge verdachten of een justitiële opvang- en/of behandelinrichting geïnteresseerd zijn in onderzoek naar wat morele ontwikkeling inhoudt, en hoe daar in de diagnose en behandeling van jeugdige delinquenten vorm aan kan worden gegeven. Daarbij biedt het voor studenten criminologie, (ortho)pedagogiek en (ontwikkelings)psychologie een adequaat overzicht van contemporaine theorieën over de gewetensontwikkeling en de verschillende behandelingsmethodieken waar in de praktijk mee gewerkt wordt.

De redacteurs van deze bundel zijn verbonden aan de faculteit Psychologie & Pedagogiek van de Vrije Universiteit. Leonie le Sage en Jan Steutel zijn respectievelijk universitair docent en universitair hoofddocent bij de afdeling Onderwijspedagogiek en Opvoedingsfilosofie. Hedy Stegge is bijzonder hoogleraar Ontwikkelingpsychopathologie en tevens werkzaam bij PI Research, een centrum voor onderzoek en ontwikkeling op het terrein van de jeugdzorg en het speciaal onderwijs.

Competentievergroting, uitgangspunten en nieuwe ontwikkelingen

Competentievergroting, uitgangspunten en nieuwe ontwikkelingen

Het competentiemodel ontstond in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Een groep gedragstherapeuten op het toenmalige Paedologisch Instituut in Amsterdam had in de jaren zeventig een gedragsmatige vaardigheidstraining voor delinquente adolescenten ontwikkeld en geëvalueerd (Bartels, Heiner, De Kruijff & Slot, 1977; Bartels, 1986). De positieve uitkomsten van dit project leidde tot een reeks vervolgprogramma’s in de ambulante en residentiële zorg. Een kenmerk van die programma’s was de nadruk op nieuw te leren vaardigheden onder het motto: niet afleren maar aanleren. Dat laatste werd benadrukt als reactie op het feit dat de gedragstherapie in die tijd nog sterk gericht was op het afleren van probleemgedrag. Bij de vraag van welke criteria de therapeut uit dient te gaan bij het kiezen van de nieuw te leren vaardigheden, werd er aangesloten bij de ontwikkelingspsychologie en het begrip ontwikkelingstaken. Hiermee werd de brug geslagen tussen de meer symptoomgerichte gedragstherapie en een ontwikkelingsgerichte opvoedkundige benadering. Geleidelijk aan is het competentiemodel uitgebreid. Er kwam aandacht voor stressoren, psychopathologie, protectieve factoren, cognities en gezinsdynamiek. Competentievergroting blijkt een motiverende benadering te zijn. Kinderen, jeugdigen en ouders vinden het een plezierige benadering omdat het gaat om het versterken van (potentiële) krachten. Het is immers prettiger op mogelijkheden aangesproken te worden dan op problemen.

Meer info
3,90
De gewetensontwikkeling van jeugdige delinquenten in diagnose en behandeling

De gewetensontwikkeling van jeugdige delinquenten in diagnose en behandeling

In de media wordt veelvuldig bericht over jeugdige delinquenten die zonder gevoelens van schuld en schaamte op hun gedrag terugkijken. Wanneer we denken aan Murat D., de zaak Maja Bradaric of aan de jongeren die stenen gooien vanaf viaducten met de dood van een automobiliste als gevolg, ontstaat het beeld van jongeren die zonder gehinderd te worden door gevoelens van wroeging of medelijden, tot extreme geweldsdelicten in staat zijn. Nu zijn het vooral dit soort extreme en daardoor incidentele zaken waar de media de aandacht op richten, maar ook onder experts zoals kinderrechters en jeugdforensisch psychologen of psychiaters wordt er gesproken over de verharde mentaliteit van jeugdige delinquenten en hun gebrek aan binding met morele waarden en normen. Het zijn jongeren die in het persoonlijkheidsonderzoek dat op verzoek van de kinderrechter bij hen afgenomen wordt, vaak omschreven worden als lijdend aan een ‘gebrekkige gewetensontwikkeling’. Met het oog op het feit dat er zowel in het publieke debat als in beleidsnota’s en dergelijke regelmatig aandacht wordt besteed aan (groepen) jongeren die zonder gewetenswroeging delicten plegen, wil ik hier drie vragen aan de orde stellen:
1) Komt een gebrekkige gewetensontwikkeling onder jeugdige delinquenten inderdaad zo vaak voor?
2) Waar praten we eigenlijk over wanneer we het over een gebrekkige gewetensontwikkeling hebben?
3) Wat gebeurt er in de behandeling van jeugdige delinquenten om die gewetensontwikkeling te stimuleren?

Meer info
3,90
De MOL graaft naar het geweten: een nieuw meetinstrument

De MOL graaft naar het geweten: een nieuw meetinstrument

Meer zicht op het functioneren van het geweten is wenselijk wanneer jeugdigen delinquent gedrag vertonen. Enerzijds omdat een gebrekkig functionerend geweten grond kan vormen voor een verminderde toerekeningsvatbaarheid (Le Sage, 2004), anderzijds omdat jeugdigen met een gebrekkige gewetensontwikkeling, hetzij in termen van moreel redeneren (zie Blasi, 1980; Nelson, Smith, & Dodd, 1990; Palmer, 2003; Stams, Brugman, Dekoviç & Van Rosmalen, 2005) hetzij in termen van empathie (Jolliffe & Farrington, 2004), een grotere kans hebben op delinquent gedrag. De diagnostiek van gewetensontwikkeling in de forensische praktijk is dan ook een hot item. Rond deze diagnostiek doen zich meerdere problemen voor waar de Pro Justitia-rapporteur mee geconfronteerd wordt. Het eerste probleem heeft te maken met dat we ons meestal wel een voorstelling kunnen maken van een gebrekkig ontwikkeld geweten, maar dat we er vaak iets anders mee bedoelen. In dit verband worden termen als empathie, moreel besef, schuldgevoel en verantwoordelijkheid door elkaar gebruikt. Het tweede probleem is dat er voor de diagnosticus geen adequate instrumenten beschikbaar zijn om hem te ondersteunen bij het doen van betrouwbare en valide uitspraken over de gewetensontwikkeling van delinquente jongeren. Het punt is dat instrumenten doorgaans wel geschikt zijn voor het vaststellen van verschillen tussen groepen in wetenschappelijk onderzoek, maar niet voor individuele diagnostiek binnen de klinische praktijk. Veelal wordt het oordeel van de diagnosticus over de gewetensontwikkeling gebaseerd op wat de jeugdige zegt over het delict dat hij of zij gepleegd heeft. 

Meer info
3,90
Emotie en gewetensvorming

Emotie en gewetensvorming

In theorieën over en onderzoek naar de gewetensvorming spelen zowel cognities als emoties een belangrijke rol. In cognitieve benaderingen van het geweten (met als belangrijkste vertegenwoordigers Piaget en Kohlberg) wordt het vermogen om moreel relevante informatie adequaat te verwerken in een moreel oordeel centraal gesteld. Affectieve benaderingen leggen de nadruk op het vermogen om met gepaste emoties te reageren op (dreigende) normoverschrijdingen. In deze bijdrage staat de relatie tussen emotie en gewetensvorming centraal. Beargumenteerd zal worden 1) dat (im)moreel gedrag in belangrijke mate wordt gestuurd door emoties, 2) dat deze emotionele processen deels bewust, deels onbewust verlopen, en 3) dat dit consequenties heeft voor de wijze waarop invloed kan worden uitgeoefend op de gewetensontwikkeling. 

Emoties en (im)moreel gedrag
Hedendaagse emotietheorieën hanteren een functionalistisch perspectief en leggen de nadruk op de adaptieve waarde van emoties. Emoties zijn nuttig, omdat zij het individu in staat stellen zich aan te passen aan een voortdurend veranderende omgeving (o.a. Frijda, 1986; Levenson, 1999). Het emotionele systeem heeft een signalerende taak en is als zodanig voortdurend actief. Het attendeert het individu op voor hem of haar relevante situaties: situaties waarin sprake is van een match of mismatch tussen hetgeen er gebeurt en wat de persoon nastreeft voor zichzelf en in relaties met anderen.

Meer info
3,90
Functionele gezinstherapie: een beter geweten van jeugdige delinquenten door een betere band met ouders?

Functionele gezinstherapie: een beter geweten van jeugdige delinquenten door een betere band met ouders?

Eind 2004 promoveerde Le Sage (2004) met een proefschrift getiteld ‘De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht; implicaties voor toerekening en behandeling’. Qua behandeling stelde zij dat er binnen het voor de behandeling van jeugdige delinquenten toonaangevende socialecompetentiemodel, te weinig aandacht is voor gewetensvorming. Zij gaf aan dat het Equip-programma (een programma gericht op sociale vaardigheden en agressieregulatie) wel aandacht is voor gewetensvorming, maar dat deze aandacht erg cognitief is en dat er binnen dat programma onvoldoende aandacht is voor emoties. Zij hield een pleidooi voor meer aandacht voor emoties en vooral voor empathische gevoelens, die een basis zouden moeten vormen voor meer prosociaal gevoel en daarmee bevorderend zou werken voor gewetensontwikkeling.
Helaas noemde Le Sage niet de mogelijkheden die gezinsgerichte behandelingen in deze kunnen bieden. Uit risico-taxatieinstrumenten (bijvoorbeeld de SAVRY van Lodewijks, de Ruiter & de Wit-Grouls (2003)) is echter duidelijk dat contacten met criminele leeftijdgenoten een risicofactor voor jeugddelinquentie zijn en dat het goed functioneren van het gezin (goede onderlinge relaties, voldoende toezicht, mogelijkheden van emotionele steun door ouders) beschermend kan werken. Uit de klinische praktijk van behandeling is opmerkelijk hoe de normen en waarden van criminele leeftijdgenoten vaak haaks staan op die van het ouderlijk huis en dat zeker bij jeugdigen in ontwikkeling er ‘een strijd om de gewetensvorming’ plaatsvindt.

Meer info
3,90
Gewetensvorming bij jeugdige zedendelinquenten

Gewetensvorming bij jeugdige zedendelinquenten

Jongeren die zedendelicten plegen, staan met name de laatste decennia in de maatschappelijke, politieke en ook wetenschappelijke belangstelling. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is de schade die zij aan hun  zlachtoffers, maar ook aan de maatschappij berokkenen. In het eerste geval gaat het vanzelfsprekend om het schenden van de lichamelijke integriteit van kwetsbare personen, in het tweede geval om bijvoorbeeld de financiële investeringen die de maatschappij vaak moet doen voor de behandeling (lees: het helingsproces) van de slachtoffers, maar ook voor de behandeling van deze jeugdige daders, teneinde herhaling van dergelijke misdrijven te voorkomen. Vaststaat dat een aantal jeugdige zedendelinquenten – zonder behandeling – doorgaat met het plegen van zedendelicten. Wordt gekeken naar het feitelijke recidiverisico, dan blijkt ongeveer de helft van jeugdige zedendelinquenten te stoppen met het plegen van nieuwe zedendelicten na hun aanhouding. Mogelijk zitten hier de uit de hand gelopen ‘onschuldige’ seksuele experimenten tussen, of is de jongere wellicht geschrokken van de politionele/justitiële reactie en stopt hij om die reden met het plegen van nieuwe zedendelicten. Van de andere helft die wel doorgaat met het plegen van zedendelicten, behoren vier van de vijf tot de zogenoemde ‘generalisten’: jongeren die een criminele carrière opbouwen met een breed scala aan verschillende delictsoorten, waaronder zedendelicten. Ongeveer één op de vijf pleegt enkel zedendelicten: de ‘specialisten’.

Meer info
3,90
Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling (complete uitgave)

Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling (complete uitgave)

Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling (complete uitgave)

Meer info
9,90
Schouder aan schouder: morele ontwikkeling op de Glen Mills School

Schouder aan schouder: morele ontwikkeling op de Glen Mills School

De Glen Mills School te Wezep, is operationeel sinds 1 januari 1999. De school, onderdeel van de Hoenderloo Groep, is opgezet naar Amerikaans voorbeeld: een internaat op een campus (op een voormalige kazerne), bedoeld voor jongens vanaf veertien jaar die delinquent gedrag vertonen in groepsverband. Op de campus verblijven tussen de honderd en honderdveertig jongens, verdeeld over twee units. Zij worden begeleid door 25 coaches, tien coaches onderwijs, vier senior coaches en twee unitleiders. De studenten blijven gemiddeld achttien maanden op de campus, gevolg door een nazorgperiode van ongeveer een jaar, waarin zij weer thuis of zelfstandig wonen. Zij worden op de campus intensief getraind in praktische, sociale en beroepsvaardigheden. Daartoe volgen zij van ‘s morgens vroeg tot het naar bed gaan een gevarieerd en druk bezet dagprogramma met groepsbijeenkomsten, onderwijs, sport en creatieve activiteiten, vier maaltijden, en allerlei huishoudelijke taken. Bovendien houden studenten met een hogere status voortdurend toezicht op studenten met een lagere status.
Het dagprogramma is verdeeld in blokken van twee uren, zowel door de week als in het weekend. Hierbij zijn er vaste onderdelen, en keuzemogelijkheden. Bij het onderwijs gelden dezelfde eindtermen als in het reguliere Nederlandse onderwijs, om een goede aansluiting en toelating op vervolgonderwij te verzekeren.

Meer info
3,90
Seksuele opvoeding en de deugden van respect en zorg

Seksuele opvoeding en de deugden van respect en zorg

Op 3 december 2004 opende NRC Handelsblad met het alarmerende bericht dat in ons land minderjarige jongens in groepsverband per jaar minstens tweehonderd groepsverkrachtingen of aanrandingen plegen (op basis van onderzoeksgegevens van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) in Leiden, over de periode 1993-2001). Hoewel later bleek dat het getal van tweehonderd op een redactionele misrekening berustte en tot vijftig moest worden teruggebracht, blijven de cijfers, en vooral natuurlijk de gebeurtenissen die daarachter schuil gaan, schokkend. Het is dan ook nauwelijks voor te stellen dat dit bericht bij de doorsneelezer van NRC Handelsblad geen gevoelens van morele afkeuring of, sterker, van morele afschuw heeft opgeroepen. In een achtergrondartikel uit diezelfde krant, en ook in later verschenen artikelen in het dagblad Trouw (26- 07-2005; 09-09-2005), wordt er echter door deskundigen op gewezen dat de jonge daders vaak niet echt het besef hebben iets verkeerds te hebben gedaan. Het ontbreken van dit intuïtieve besef dingen te hebben gedaan die moreel verwerpelijk zijn, wijst op een slecht ontwikkeld geweten, zoals door één van de geïnterviewde onderzoekers van het NSCR wordt opgemerkt.

Meer info
3,90
Voorwerk

Voorwerk

Voorwerk Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling

Meer info
3,90