Tien jaar geleden begonnen lokale teams in opdracht van de gemeenten met het organiseren van hulp en ondersteuning in de leefwereld van gezinnen en andere huishoudens. Daarmee vormen ze de voorhoede in de transformatie van het sociaal domein. Marleen Beumer, Sophie Hospers en Anita Kraak gaan met elkaar in gesprek over de uitdagingen en de resultaten.
Andere dingen doen
Dit wordt geen discussie over de noodzaak van transformeren of het bestaansrecht van de lokale teams. ‘Ik ben een fan van lokale teams en de beweging die in 2015 met de transitie van de jeugdzorg is ingezet, omdat professionals daardoor proberen zich echt te bewegen in het dagelijks leven van mensen’, stelt Sophie. ‘Na de eerdere specialisatie die nodig was om een kwaliteitsslag te maken, was het tijd voor een nieuwe richting. Lokale teams zijn daar een uitdrukking van.
Zij hebben de transformatie op gang gebracht.’
Door het ambulant en community based werken in de gespecialiseerde jeugdzorg had Marleen al meer aandacht gekregen voor de omgeving van kinderen, jongeren en hun ouders. ‘Maar in de lokale teams zijn mijn ogen echt opengegaan voor de complexiteit waarin veel huishoudens leven. Het werken in een lokaal team dwingt je als professional tot bescheidenheid over je eigen rol en tot aansluiten bij de leefwereld. Je leert ook dat het niet om complexe gezinnen of huishoudens gaat, maar om huishoudens in een complexe omgeving. Daardoor ga je andere dingen doen.’
Daarin herkent Anita iets uit haar vroegere werk als huisarts. ‘Ik leerde de vraag te stellen: waarom komt deze persoon op dit moment met deze vraag bij mij en wat heb ik te doen of te laten? Daardoor ga je samen met iemand iets verkennen en er betekenis aan geven. En dan voeg je iets toe zonder het over te nemen. Dat is in denken en doen iets anders dan problematiseren, diagnosticeren en repareren.’
Een nieuwe relatie tussen beleid en praktijk Voor transformeren hebben lokale teams moed nodig, ziet Marleen: ‘De sociale sector is de laatste decennia voortdurend bezig geweest met het normeren en begrenzen van gedrag, het inschakelen van specialisten en het protocolleren van het werk. Daardoor zijn professionals bang geworden om iets fout te doen. Veel praktische wijsheid is hiermee ondergeschikt gemaakt aan de absolute keuzes die gemeenten en zorgorganisaties in hun beleid en richtlijnen maken. Dat beleid rollen ze vervolgens uit, ongeacht of dat van toepassing is op een bepaald gebied. Terwijl beleid bedoeld is om dingen op gang te brengen met het oog op de maatschappelijke opgave in dat specifieke gebied.’