Een historisch-sociologische studie van de Vereeniging tot Verbetering der Kleine- Kinderbewaarplaatsen te Amsterdam, later geheten: Amsterdamsche Vereeniging tot instandhouding van kinderbewaarplaatsen. 1872 - 1945
De centrale probleemstelling van dit deel luidt: "Welke was de ontwikkeling van de Vereniging tot Verbetering der Kleine-Kinderbewaarplaatsen te Amsterdam (later geheten: Amsterdamsche Vereeniging tot in standhouding van kinderbewaarplaatsen) vanaf haar oprichting in 1872 tot aan 1945?"
Deze vraag naar de ontwikkeling van de vereniging houdt in dat we veranderingen denken te ontdekken, iets dat wel te verwachten is in een tijdsspanne van 75 jaar. De meeste veranderingen zijn niet kwantitatief te meten, wij kunnen alleen kwalitatief beschrijven wat er door de jaren heen verandert en wat hetzelfde blijft. In de conclusie kan dan geprobeerd worden de verschillende veranderingen binnen de vereni ging (en binnen de maatschappij) met elkaar in verband te brengen. Wat we van de vereniging willen weten kan teruggebracht worden tot de volgende punten: hoe, waarom, door wie, voor wie en met behulp waarvan. Van elk van deze punten willen we de ontwikkeling schetsen, dus de beginsituatie en de eventueel optredende veranderingen. De volgende afgeleide probleemstellingen werden daarom geformuleerd:
- Hoe en wanneer is de vereniging opgericht?
- Waarom is de vereniging opgericht en waarom is zij instandgehouden?
- Door wie is de vereniging opgericht en door wie is zij instandgehouden?
- Voor wie is de vereniging opgericht, voor wie is zij instandgehouden en door wie is zij gebruikt?
- Met behulp waarvan is de vereniging opgericht en met behulp waarvan is zij instandgehouden?
----------------------------------------------------------
Inhoudsopgave
DEEL A. DE MAATSCHAPPELIJKE ACHTERGRONDEN.
2. SOCIAAL-ECONOMISCHE GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND IN DE 19e EN 20e EEUW.
2.1. Tot 1870.
2.2. 1870-1914.
2.3. 1914-1945
VAN ARMENZORG NAAR MAATSCHAPPELIJK WERK.
3.1. Tot 1870.
3.2. 1870-1914.
1. Volksontwikkelingswerk
2. Sociale wetgeving
3. Liefdadigheid
3.3. 1914-1945,
1. Verbreding werkterrein
2. Rol van de overheid
4. OPVANGMOGELIJKHEDEN VOOR HET KLEINE KIND
DEEL B. DE VEREENIGING TOT VERBETERING VAN KLEINE KINDERENBEWAARPLAATSEN .
5. DE OPRICHTING.
6. DE DOELSTELLING
Voorwaarden gesteld aan de gebruikers:
KENMERKEN VAN DE GEBRUIKERS.
Welke kinderen bezochten de bewaarplaatsen?
Hoeveel kinderen bezochten de bewaarplaatsen?
DE STRUCTUUR.
De vereniging als bestuurlijk orgaan.
De bewaarplaats.
EXTERNE RELATIES.
DE FINANCIEN.
12.1. Contributies.
12.2. Giften en legaten.
Verpleeggelden.
12.4. Subsidie.
12.5. Overige bronnen van inkomsten.
----------------------------------------------------------------------------------
Wie kunnen worden aangenomen
"Kinderen ven 6 weken tot 4 jaar oud worden aangenomer, tegen betaling van 7 centen daags voor ieder kind, mits het vaccinatiebewijs vertoond wordt, de kinderen gezond zijn, en geen besmettelijke hoofd- en huidziekte hebben." (1871) 1)
Wie bepaalt welke kinderen hieraan wel of niet voldoen, is niet helemaal duidelijk: "De directrice is 's morgens om T uur aanwezig om de kinderen op te vangen, schrijft ze naar vervolg op en controleert op besmettelijke ziektes."
"De Bestuurderesse (het hoofd van een commissie, m.k.) houdt boek van de kinderen die ingebracht worden, beoordeelt het al of niet toelaten."2)
In de praktijk zal het wel de directrice zijn, aangezien bij haar de kinderen aangemeld worden en door haar 's morgens ontvangen.
Opmerkelijk is dat, net als bij de officiële doelstelling in de statuten, hier in het huishoudelijk reglement van 1871 wéér niet gesproken wordt over werkende moeders.
De kinderen die opgenomen worden moeten in ieder geval voldoen aan drie voorwaarden: het hebben van een bepaalde leeftijd, het hebben van een bepaalde lichamelijke conditie en het betalen van een verpleeggeld.
Lichamelijke conditie
Kinderen moeten gezond zijn, geen besmettelijke hoofd- en huidziekte hebben en gevaccineerd zijn (tegen de pokken).Hier wordt zeer streng op toegezien. Men is zeer bang voor besmettelijke ziektes (roodvonk, mazelen, cholera), die in die tijd veel slachtoffers eisen. Vaak wordt een bewaar- plaats een paar weken gesloten, als er zo'n ziekte heerst. De directrice mag zeer beslist geen zieke kinderen opnemen; in twijfelgevallen is zij verplicht de kinderen naar de dichtstbijzijnde polikliniek, of de eigen huisdokter te sturen met een briefje ter ondertekening.