H4. Toerekeningsvatbaarheid en het geweten

H4. Toerekeningsvatbaarheid en het geweten

Productgroep De gebrekkige gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht
Leonie le Sage | 2004 | 9789066656437
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

Kan een gebrekkig functionerend geweten een reden zijn voor het verminderd toerekenen? In het voorgaande hebben we gezien wat de criteria van toerekening zijn en wat er precies verstaan kan worden onder een gebrekkig functionerend geweten. De criteria van toerekenbaarheid verwijzen naar het kunnen maken van een keuze. Excuserende of ontheffingsgronden verwijzen dan naar die omstandigheden waarin de actor niet werkelijk een keuze kan maken. Deze omstandigheden worden gespecificeerd in termen van ‘onwetendheid’ en ‘dwang’. De actor die onwetend is van de onjuistheid van zijn handelen, heeft niet werkelijk de keuze gehad de handeling te laten. De actor die gedwongen wordt de handeling te verrichten heeft ook niet werkelijk een keuze. Een keuze kunnen maken verwijst zo echter ook naar bepaalde psychische vermogens, namelijk het oordeels- en wilsbekwaam zijn. Deze oordeels- en wilsbekwaamheid zijn gespecificeerd als het vermogen kennis te verwerven van morele redenen en het welzijn van anderen en het vermogen controle uit te oefenen over impulsen en gedrag. Tevens hebben we gezien dat de constatering dat het geweten gebrekkig functioneert, bijvoorbeeld wanneer de actor geen adequate spijt- of schuldgevoelens ervaart, geen duidelijke consequenties heeft voor de toerekeningsvatbaarheidsvraag. Het concept ‘gewetenloosheid’ is problematisch omdat het niet zo lijkt te zijn dat gewetenloze actoren per definitie oordeels- of wilsonbekwaam zijn. Verder worden er verschillende tekortkomingen verstaan onder de term ‘gebrekkig functionerend geweten’; enerzijds cognitieve gebreken, anderzijds affectieve.