Het gebruik van observatie-instrumenten bij de functionele analyse van probleemgedrag

Het gebruik van observatie-instrumenten bij de functionele analyse van probleemgedrag

Productgroep Gedragsproblemen bij jonge gehandicapte kinderen (NVO-reeks)
Robert Didden P.C.C. Duker | 1998 | 9066652241
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

Probleemgedrag wordt veelvuldig waargenomen bij kinderen met een verstandelijke, motorische en/of zintuiglijke handicap. Gezien de nadelige gevolgen ervan voor het kind en het gezin, is vroegtijdige behandeling noodzakelijk. De behandeling dient te worden gebaseerd op kennis omtrent de functie(s) van het probleemgedrag. Verschillende auteurs hebben dit proces van functionele analyse en behandeling beschreven. Zo hebben Duker, Didden en Seys (1993) dit gedaan voor mensen met een verstandelijke handicap. De Moor, Didden, Van Waesberghe en Buijsen (Hoofdstuk 4) hebben een protocol ontwikkeld aan de hand waarvan het proces gestalte krijgt bij peuters met een motorische beperking. De kern van dit proces is dat de behandeling berust op het toetsen van een hypothese over de functie van het probleemgedrag. Men zoekt aldus naar een samenhang of oorzakelijk verband tussen het probleemgedrag en kenmerken van het kind en de omgeving. Dit houdt in dat niet zozeer de uitingsvorm, maar vooral de functie van het gedrag van belang is.
Het uitvoeren van een functionele analyse hoeft geen eenmalig proces te zijn. Wanneer tijdens het toetsen van de hypothese (i.c. de behandeling) het probleemgedrag niet of onvoldoende in de gewenste richting verandert, kan worden geconcludeerd dat de veronderstelde functie niet juist is. De functionele analyse dient in dat geval opnieuw te worden uitgevoerd.