Het Nederlandse onderwijs en de emancipatie van het joodse meisje in de negentiende eeuw

Het Nederlandse onderwijs en de emancipatie van het joodse meisje in de negentiende eeuw

Productgroep Opvoeding, Onderwijs & Overheid
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

Het onderwijs werd in het begin van de negentiende eeuw een zaak van de overheid. Een belangrijke doelstelling was om door middel van volksonderwijs bij te dragen aan de emancipatie van achtergestelde groepen, al werd deze emancipatie vooral in de morele zin van volksverheffing geconcipieerd. Gedurende de negentiende eeuw vond er dan ook een geleidelijke toename in deelname aan onderwijs plaats, zowel van jongens als meisjes (Boekholt & De Booy, 1987, pp. 118, 170-171). Daarbij was het gebruikelijk - in tegenstelling tot de ons omringende landen - dat jongens en meisjes in lagere scholen tezamen onderricht ontvingen. Voor het overgrote deel van de jeugd was de lagere school eindonderwijs. Alleen kinderen uit de elite maakten gebruik van voortgezette opleidingen, die voor het merendeel gericht waren op jongens: de Latijnse scholen die opleidden voor de universiteit en de Franse scholen. Daar was coëducatie van jongens en meisjes ongebruikelijk. Er was in de eerste helft van de negentiende eeuw een zeer klein aantal kostscholen en Franse scholen dat specifiek gericht was op meisjes (uit de gegoede stand). De mogelijkheden voor meisjes om een schoolopleiding na de lagere school te volgen, waren dus zeer beperkt (Van Essen, 1990, p. 23).