Hoofdstuk 5 - Grondslagen SPH

Hoofdstuk 5 - Grondslagen SPH

Productgroep Grondslagen SPH
Jaska de Bree | 2001
7,90
Abonneeprijs: € 3,16

Omschrijving

Hoofdstuk 5 - Basiskwalificaties en methoden

INLEIDING

Allereerst komen in dit hoofdstuk de begrippen competentie, kwalificatie en deelkwalificatie aan de orde. Vervolgens beschrijf ik, in een checklist, de (deel)kwalificaties die nodig zijn voor een goede agogische basiscompetentie. De deelkwalificaties omschrijven houdingsaspecten, waarmee een adequate basiscompetentie ook zichtbaar wordt. Daarna beschrijf ik uitgebreid de methoden om die te behalen en verbind daar proeven van bekwaamheid aan. De checklist is te gebruiken om de ontwikkeling met betrekking tot de basiscompetentie te kunnen toetsen en te bepalen wat er nog wel en niet op kortere of langere termijn getraind moet worden. Bij iedere basiskwalificatie staan meerdere methoden benoemd om de (deel)kwalificaties te kunnen behalen. De (deel)kwalificaties kunnen zo, afhankelijk van de competentie van de student/werker, zowel apart als geïntegreerd met andere deelkwalificaties, worden getraind. 5.1 C OMPETENTIE , KWALIFICATIES E N DEELKWALIFICATIES De woorden competentie en kwalificatie worden nogal eens verschillend gebruikt. Dat gebeurt ook in de eerder genoemde documenten waarop het beroepsbeeld SPH is gebaseerd. Zowel het beroependomeinprofiel als het opleidingsprofiel leverden kwalificaties.

Het eerste onderscheidt niet alleen zes taakgebieden, maar ook soorten kwalificaties per taakgebied, namelijk: vakinhoudelijke, methodische, sociale en organisatorische kwalificaties. Die kwalificaties omschrijven elk een bepaald onderdeel van de beroepscompetentie, uitgedrukt in kennis, inzicht en vaardigheden. De bedoeling daarvan was om voor het brede werkveld zo gedetailleerd mogelijk in kaart te brengen welke kennis, vaardigheden en houding bij het beroep SPW (1) horen. De HBO-opleidingen reageerden met het ontwerpen van een opleidingsprofiel bestaande uit drie hoofdcompetenties en 23 beroepskwalificaties. Dit opleidingsprofiel impliceert dus alleen het HBO-niveau. Het profiel onderscheidt geen soorten kwalificaties, maar verdeelt drie competenties, die ieder een bepaald niveau van het denken en handelen binnen het SPH-beroep omvatten, in 23 kernkwalificaties die elk een bepaald onderdeel van het beroepshandelen omschrijven. In het opleidingsprofiel definieert men de begrippen als volgt:

‘(..) de competenties van de SPH’er beslaan een brede bekwaamheid in een be- roepscontext die aan grote veranderingen onderhevig is. De voor de beroepsbeoefenaren te formuleren kwalificaties kunnen daarom niet te gedetailleerd zijn en zullen het kunnen hanteren van de veranderingen in de beroepscontext tot uitdrukking moeten brengen. Daarbij is gebleken dat het beroepshandelen onvoldoende beschreven kan worden door het uiteen te rafelen in bijvoorbeeld kennis, houding en vaardigheden. Daarvoor is dit beroepshandelen meestal te complex. In deze context heeft het omschrijven van kwalificaties gerelateerd aan competenties terrein gewonnen. Onstenk (1997) definieert competentie als: ‘het gestructureerd en geïntegreerd vermogen tot het adequaat verrichten van arbeidshandelingen en het oplossen van arbeidsproblemen’. In het OP-SPH gaat het dan om het beroepshandelen en het oplossen van beroepsvraagstukken. Onstenk vervolgt met: ‘het gaat om de samenhang en de relaties tussen de samengestelde kennis en vaardigheden.’ En: ‘kwalificatie is een uitspraak waarin een bekwaamheid van een beginnend beroepsbeoefenaar zichtbaar wordt gemaakt in een cluster van beroepstaken.’ De term kwalificatie wordt in beide documenten dus anders ingevuld. Een beetje lastig, maar niet erg als je maar weet wat in de beide gevallen wordt bedoeld. De kwalificaties van het domeinprofiel zijn veel gedetailleerder in de zin van het benoemen van kennis, vaardigheden en houding nodig om je als SPH’er op MBO- of HBO-niveau te kwalificeren. De kwalificaties van het opleidingsprofiel zijn meer omschrijvingen van contextuele beroepshandelingen.

Om deze opleidingskwalificaties, verbonden aan competenties, te kunnen trainen en toetsen, is een opsplitsing in deelkwalificaties noodzakelijk. Deelkwalificaties omschrijven preciezer om welke bekwaamheden het gaat en geven daardoor duidelijkere aanwijzingen voor de wijze waarop we zowel basis- als beroepscompetent kunnen worden en welk type kennis en vaardigheden, en dus welke methodieken en methoden voor de ontwikkeling van die competenties, nodig zijn. Om zo helder mogelijk te krijgen welke methoden wij allemaal moeten kennen én kunnen hanteren, splits ik iedere basis- en opleidingskwalificatie in deelkwalificaties, of ouderwets gezegd: leerdoelen. Wat betreft de basiskwalificaties liet ik me hierin leiden door algemeen gangbare agogische houdings- en vaardigheidsaspecten en daarbij horende ethische overwegingen. Deze basiskwalificaties geven aan hoe onze agogische basiscompetentie in onze houding zichtbaar moet worden, zowel in woord als in daad.