Toen ik nog in Amsterdam voor een autismecentrum werkte, hoorde ik van onze kinderen jeugdpsychiater voor het eerst de term OSM: ons soort mensen. Ik vond dat wat minachtend klinken, alsof je met andersoortige mensen geen goede klik kunt hebben en je jezelf een beetje boven de ander plaatst.
Maar onlangs kwam de term OSM weer bij mij bovendrijven toen ik Marjon ontmoette. Een vrouw van midden dertig, zelf werkzaam in de zorg en net moeder geworden van haar tweede zoontje. Ze was tijdens haar zwangerschap opgenomen geweest op een PAAZ-afdeling met angst en depressieve klachten. Ik zou in het gezin komen om meerdere keren per week voor haar baby te zorgen zodat zij kon gaan rusten. Helaas moest ze eerst toch nog even naar de MBU: een moeder-baby-unit waar moeders en hun baby opgevangen worden wanneer er door de zwangerschap en/of geboorte psychiatrische klachten zijn ontstaan en begeleiding thuis tijdelijk niet voldoende is. Gelukkig hoefde ze daar maar een week te blijven en kon ze terug naar haar eigen huis, naar haar andere zoontje. En kon mijn werk beginnen.
Ze was doodop, haar ogen stonden dof, elke prikkel was te veel. Ze had het gevoel overal tekort te schieten en was bang de controle te verliezen. In haar armen lag Luuk, een zoete, veel slapende, lieve baby. Ze sprak zo teder over hem, zo liefdevol. Ik wilde eigenlijk dat ze meteen zou gaan slapen, ‘pak die rust nou nu ik er ben’, maar we bleven nog lang doorpraten. Ik probeer altijd met mensen te kijken naar wat er wél is en probeer dat dan uit te bouwen. Ook gebruik ik eigen ervaringen met mijn zonen van 13 en 16. Marjon was heel belangstellend naar mijn verhaal en natuurlijk hou je dat een beetje af. Maar de klik was heel sterk en ik zat zelf in een moeilijke periode…
Marjon ging naar bed en ik ging met Luuk in de kinderwagen wandelen op de hei in de zon (love my job!). Mijn gedachten gingen uit naar Marjon; pittig hoor, je staat midden in het leven en dan gebeurt dit met je en moet je er zien uit te krabbelen met veel hulp. Meteen daarna dacht ik aan mijn situatie. Gelukkig heb ik me nooit zo angstig of depressief gevoeld als zij, maar vrolijk was ik allerminst na een recente relatiebreuk. Met mijn hoofd vol van verdriet liep ik over de hei. Weer terug bij Marjon zag ik haar, iets opgeladen en sprankelender, vol liefde Luuk van me overnemen. ‘Heb jij een relatie?’ vroeg ze.
Ik vertelde over de breuk. ‘Oh liefdesverdriet, dat doet zo’n vreselijke pijn, dat is zo ontzettend naar.’ Ze zag me en het verdriet mocht er zijn. Vanaf toen ging ik graag bij haar langs en bespraken we het leven. Wie helpt nu wie, denk ik wel eens. Zo’n OSM-gezin in je caseload is soms ontzettend fijn.