Kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs

Kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs

Gratis

Omschrijving

PISA, ofwel ‘Programme for International Student Assessment’, is een grootschalig internationaal vergelijkend onderzoek dat vanaf 2000 elke drie jaar wordt gehouden in een toenemend aantal landen (77 landen in 2018). Nederland neemt al vanaf het begin deel, maar is pas in 2003 opgenomen in de internationale vergelijking. Het onderzoek gaat in op de mate waarin 15-jarige leerlingen in het onderwijs zijn voorbereid op het functioneren als mondige burger in de maatschappij. De toetsing hiervan is gericht op drie vaardigheden van leerlingen: leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen. Er wordt getoetst in hoeverre leerlingen deze drie vaardigheden kunnen toepassen in het dagelijkse leven. Het voorliggende rapport maakt gebruik van de gegevens verzameld in de metingen van 2003, 2006, 2009, 2012, 2015 en 2018, en gaat specifiek in op Nederland. De inhoudelijke focus ligt op kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs.

Al met al is de hoofdconclusie van dit rapport dat er sprake is van kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs in Nederland. Het gaat daarbij om zowel sociale ongelijkheid als etnische ongelijkheid. Ongelijkheid naar sekse is eveneens aanwezig, maar deze vorm van ongelijkheid heeft geen expliciete focus gehad in dit rapport. De kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs komt tot uitdrukking bij zowel de toetsprestaties op de domeinen leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen als de onderwijspositie op 15-jarige leeftijd.

Het ouderlijk opleidingsniveau van leerlingen, als maat voor sociale herkomst in dit rapport, en de migratieachtergrond van leerlingen, als indicator voor etnische herkomst, bepalen in sterke mate de toetsprestaties en onderwijspositie. Leerlingen met hoogopgeleide ouders hebben meer onderwijssucces dan leerlingen met laagopgeleide ouders, terwijl leerlingen met een migratieachtergrond het juist minder goed doen dan leerlingen zonder migratieachtergrond. De kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs in Nederland is bovendien gegroeid in de periode 2003-2018. Wederom geldt dit voor zowel de sociale als etnische dimensie van kansenongelijkheid. We hebben immers laten zien dat de invloed van sociale en etnische herkomst op de toetsprestaties en onderwijspositie van 15-jarige leerlingen in het voortgezet onderwijs is toegenomen. Er is daarbij één lichtpuntje geconstateerd. Voor meisjes met een migratieachtergrond is bij wiskunde en natuurwetenschappen, en bij de onderwijspositie op 15-jarige leeftijd een afname in het etnische herkomsteffect waargenomen. Voor een deel is de (toegenomen) sociale en etnische ongelijkheid in het voortgezet onderwijs in Nederland tot stand gekomen door de ongelijke beschikking over educatieve hulpmiddelen, culturele bezittingen en welvaart in de thuisomgeving tussen leerlingen.

Leerlingen met hoogopgeleide ouders of zonder migratieachtergrond beschikken over meer ouderlijke hulpbronnen, die hen vooruithelpen in hun onderwijsloopbaan, dan leerlingen met laagopgeleide ouders of met migratieachtergrond. Hier ligt dan ook een belangrijke sleutel tot succes als het gaat om het verminderen van kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs, namelijk ervoor te zorgen dat educatieve hulpmiddelen, culturele bezittingen en welvaart gelijker verdeeld raken over leerlingen, ongeacht hun sociale en etnische herkomst, en uiteindelijk zelfs toegankelijk zijn voor iedereen.