Liberale en communitaristische visies op onderwijsvrijheid

Liberale en communitaristische visies op onderwijsvrijheid

Productgroep Thema’s uit de wijsgerige en historische pedagogiek
Johan de Jong | 1998
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

Als het aan het huidige paarse kabinet ligt vindt er binnenkort een radicalisering van de vrijheid van onderwijs plaats in de richting van parental choice. Op advies van de Onderwijsraad (1996) wil het kabinet de stichting van (bijzondere) scholen in de toekomst niet meer afhankelijk laten zijn van de vraag of er sprake is van een zogenaamde richting. Niet alleen de als richting erkende levensbeschouwelijke gemeenschappen maar elke gemeenschap of groep van ouders kan dan in principe een eigen school stichten. Voorwaarde blijft wel dat de school voldoende leerlingen moet hebben en dat het aangeboden onderwijs aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.
De Onderwijsraad (1996, pp.62-63) verdedigt dit voorstel op basis van typisch liberale principes, namelijk: staatsneutraliteit en opvoedingsvrijheid. Een dergelijke verdediging sluit aan bij de wijze waarop de vrijheid van onderwijs in Nederland doorgaans gerechtvaardigd wordt (vgl. Van der Ploeg, 1991, p.192). Opvallend is allereerst dat lang niet alle liberalen voorstander van onderwijsvrijheid zijn. Gezien de dreiging van illiberale opvoedingspraktijken en illiberale scholen hebben sommige liberalen er juist grote moeite mee (vgl. Snik & De Jong, 1993, p.340). Daarnaast valt op dat liberale pleitbezorgers van onderwijsvrijheid zich in het gezelschap bevinden van communitaristen die het belang van het voortbestaan van levensbeschouwelijke tradities en gemeenschappen benadrukken. Hoe kan het nu dat liberalen onderling tot zulke verschillende conclusies over onderwijsvrijheid komen, terwijl ze uiteindelijk uit dezelfde traditie putten? En hoe valt te verklaren dat liberalen en communitaristen, die doorgaans zulke verschillende uitgangspunten hanteren, op één lijn lijken te zitten?