PASSEND ONDERWIJS – PASSEND BELEID? Drie visies op beleidsvorming rondom Passend onderwijs

PASSEND ONDERWIJS – PASSEND BELEID? Drie visies op beleidsvorming rondom Passend onderwijs

2011
Gratis

Omschrijving

Deze bundel bevat drie essays over de beleidsvorming rondom Passend onderwijs. Hoewel de beleidsvorming rondom Passend onderwijs strikt genomen nog geen lange geschiedenis kent, is het – ongeveer vijf jaar na de start - toch interessant eens na te gaan onder welk gesternte dit proces is begonnen en hoe het daarna is verlopen. Het gaat daarbij vooral om de reconstructie van uitgangspunten en de sturing van het proces. Deze wens tot reconstructie vloeit niet voort uit een soort intellectuele nieuwsgierigheid, maar is vooral gericht op het verzamelen van bouwstenen voor toekomstig beleid. Juist nu, op het moment dat het beleid een nieuwe fase ingaat, is het van belang de balans van het tot nu toe gevoerde beleid op te maken om te zien of daar implicaties voor de toekomst aan verbonden kunnen worden. 
Vanuit deze overweging heeft de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs (ECPO) aan drie deskundigen (prof. dr. V. Bekkers, prof. dr. M. Noordegraaf en prof. dr. S. Waslander) gevraagd een essay over de ontwikkeling van het beleid rondom Passend onderwijs te schrijven. Zij zijn geen van drieën bij het proces rondom Passend onderwijs betrokken geweest, maar waren wel – ieder vanuit zijn specifieke expertise - intensieve toeschouwers.
Prof. dr. Victor Bekkers is hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn werk is vooral gericht op de empirische studie van het overheidsbeleid.
Prof. dr. Mirko Noordegraaf, hoogleraar publiek management, is werkzaam bij het departe￾ment Bestuurs- en Organisatiewetenschap van de Universiteit van Utrecht. Zijn werk concentreert zich op organisatie- en managementvraagstukken in het publieke domein. 
Prof. Noordegraaf schreef zijn bijdrage samen met drs. Bas de Wit MSc. Deze werkt op dit moment aan de afronding van zijn proefschrift over de verhouding tussen leidinggevenden in het voortgezet onderwijs (bestuurders, schoolleiders en middenmanagers) en docenten.
Prof. dr. Sietske Waslander is hoogleraar sociologie bij de TiasNimbas Business School van de Universiteit van Tilburg. Zij is gespecialiseerd in onderzoek naar vraagstukken omtrent de inrichting van het onderwijsbestel, de inrichting van complexe onderwijsorganisaties en duurzaam vernieuwen.
De auteurs van de essays leveren hun bijdragen vanuit verschillende perspectieven. Daardoor komen zij ook tot verschillende conclusies. Zie de samenvattingen van hun bijdragen. 
Naast deze verschillende accenten is er echter ook sprake van een aantal in het oog springende gemeenschappelijke gezichtspunten. 
Eén van die gemeenschappelijke gezichtspunten betreft het gebrek aan regie en duidelijke sturing. Bekkers verwoordt dit kernachtig in de titel van zijn bijdrage: ‘Passend onderwijs. Wie en waar is de regisseur?’. Noordegraaf en De Wit spreken in dit verband van ‘rondtasten’ in plaats van ‘aftasten’.

Een tweede punt dat in elk van de bijdragen aan de orde komt is de keuze voor de ‘lerende 
aanpak’ en de implicaties daarvan. Allen zetten vraagtekens bij de vanzelfsprekendheid 
waarmee voor deze lerende aanpak is gekozen en met name bij de wijze waarop met die 
lerende aanpak is omgegaan.
Een derde, daarmee verband houdend, gemeenschappelijk thema is dat van het onvoldoende gebruik van de beschikbare expertise. Dit aspect wordt vooral door Waslander beklem￾toond, maar komt ook in de bijdragen van de andere auteurs aan de orde.
Een vierde punt, waarschijnlijk het meest belangrijk, betreft het verschijnsel dat Passend onderwijs vooral als een ‘technisch dossier’ is behandeld, zonder daarbij aandacht te besteden aan 
de maatschappelijke en ideologische doelstellingen. Het gevolg was dat rond dit dossier in de loop der jaren een negatief imago werd opgebouwd: Passend onderwijs werd een soort ‘restonderwijs’ voor die leerlingen die niet meekunnen in de stroom van het reguliere onderwijs en waarvoor dus zorg nodig is. Het is in dit kader opmerkelijk dat deze leerlingen steeds worden benoemd als zorgleerlingen, een categorie waarmee vele scholen liever niet worden geafficheerd. In feite gaat het in de meeste gevallen om leerlingen voor wie een gewone dagelijkse onderwijspraktijk geldt en voor wie - afhankelijk van de beperking - additionele zorg wordt georganiseerd. Een omkering in de benadering, beeldvorming en terminologie van speciale zorgleerlingen naar gewone leerlingen die soms meer en soms minder extra zorg nodig hebben is daarom belangrijk en kan helpen om Passend onderwijs een positiever imago te geven.
Dat positieve imago is naar de mening van de ECPO ook om een andere reden belangrijk. Het is nodig om scholen te motiveren om zich met alle energie te richten op de leerlingen die te maken hebben met Passend onderwijs. Het is opvallend dat er weinig onderlinge samenhang tussen twee majeure beleidsoperaties van OCW - de ‘kwaliteitsagenda’ en ‘Passend onderwijs’ - valt te onderkennen. Scholen hebben in het kader van ‘opbrengstgericht werken’ veel aandacht besteed aan het expliciteren van doelstellingen en het zichtbaar maken van resultaten. Ook vanuit het ministerie is er veel energie besteed aan het duidelijk profileren en faciliteren van dit beleid, waarmee het wellicht een van de successen van de laatste jaren is geworden. Onvoldoende werd echter herkend dat deze kwaliteitsagenda ook een groot deel van de leerlingen aangaat die vanuit Passend onderwijs worden benaderd. In andere woorden: Passend onderwijs is een deel van de kwaliteitsagenda, waarbij specifieke zorg de leerlingen helpt om die leerstandaarden te bereiken die ook voor andere (groepen) leerlingen gelden. Op deze wijze geformuleerd en vormgegeven krijgt het dossier Passend onderwijs de lading die het verdient: leerlingen positief begeleiden naar een voor hen bereikbaar opleidingsniveau. Dat is een opdracht die geldt voor alle scholen.