Pedagogische en psychologische wetenschap tijdens het interbellum

Pedagogische en psychologische wetenschap tijdens het interbellum

Productgroep Gezin, morele opvoeding en antisociaal gedrag
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

?Recente discussies in het Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs over de relatie tussen pedagogiek en psychologie tonen een aantal uiteenlopende argumentaties over deze problematische dan wel liefdevolle verhouding. Het valt op dat de inhoudelijke argumenten over de verhouding tussen pedagogiek en psychologie door de jaren heen vrijwel onveranderd zijn gebleven, ondanks sterk veranderde organisatiestructuren en sub-disciplinering.
Hoewel hedendaagse processen van afbakening plaatsvinden in een geheel andere context dan tijdens de jaren twintig en dertig is er in de aard van de argumentaties en de criteria waarmee pedagogiek van psychologie wordt onderscheiden niet veel veranderd ten opzichte van het interbellum. (1) Weinig woorden worden echter gewijd aan concrete verhoudingen, overlap of samenwerking, zoals die nu bijvoorbeeld binnen de onderzoeksschool ISED gestalte krijgen. 
Het onderscheid (zoals onder andere verwoord door Brugmans in 1919) tussen empirische en normatieve pedagogiek wordt in de huidige discussie nog steeds gebruikt om het empirische deel onder te brengen bij de ontwikkelingspsychologie (vgl. Koops, 1998; Rispens, 1998). In het verlengde van dit onderscheid liggen de gedachten dat normatieve vragen buiten de wetenschap gehouden moeten worden, dat de scheiding tussen psychologie en pedagogiek nogal kunstmatig is, of zelfs dat de pedagogiek geen bestaansrecht heeft en dat pedagogen krampachtig proberen een ‘eigen identiteit’ te vinden en te verdedigen (Vroon, 1982, p. 69). Pedagogische reacties en argumentaties zijn doorgaans af te leiden uit de preoccupatie van de pedagogiek met beïnvloeding van menselijke ontwikkeling. Enerzijds vraagt een integrale theorie van het leer- en opvoedingsproces om meer dan psychologische kennis. Daarnaast gaat de pedagogiek in op vragen over beïnvloedingsdoelen, dat wil zeggen op vragen naar ‘het normatieve moment dat in een beïnvloedingsstrategie besloten ligt.’ (Van IJzendoorn en Miedema, 1983, p. 268) Ook Van Haaften (1998) duidt aan dat het in de pedagogiek juist gaat om de verbinding van empirisch en niet-empirische componenten. Bovendien zou met de idee van de pedagogiek als ‘toegepaste psychologie’ onvoldoende recht worden gedaan aan de pedagogische relatie.