Pedagogische kortsluiting

Pedagogische kortsluiting

Productgroep PIP 141
Suzanne Rutz | 2025
Gratis

Omschrijving

‘Zij wil NIET samenwerken met andere organisaties?’ Ik zei het op verontwaardigde toon tegen een collega. Deze collega onderzoekt samen met vrouwen de initiatieven die zij voor wijkbewoners ontplooien. Ze vertelde over een initiatief waarbij ouders met hun kinderen naar een gezellige plek komen om te spelen. Ouders leren er nieuwe manieren van spelen met hun kinderen en ontmoeten andere ouders uit de wijk.

De aanmeldingen stromen binnen, niet alleen van ouders en kinderen, maar ook van professionals van allerlei organisaties. Zij willen met dit initiatief samenwerken om de ouders met raad en daad bij te staan. Dus: kan er een opvoedspreekuur aan dit initiatief worden gekoppeld? En zou het goed zijn te signaleren of ouders hulp nodig hebben? De initiatiefneemster is daarover heel resoluut. Zij wil dit niet. Zij wil de ouders vooral een plek bieden waar ze met hun kind en met andere ouders kunnen zijn, zonder het gevoel te krijgen dat er naar hen wordt gekeken of dat ze iets goed of fout kunnen doen.

In eerste instantie verbaasde dit me; samenwerking wordt toch gezien als dé oplossing voor versnipperde hulp aan gezinnen? De theorie is dat als professionals samenwerken een gezin maar één keer hoeft te vertellen wat hun situatie is. Dat duidelijker wordt welke hulp nodig is. En dat samenwerking de mogelijkheden om het gezin te helpen vergroot. De ene professional kan het een doen voor een gezin, de andere professional het ander. Samen hebben ze een breed repertoire.

Als je op samenwerking googelt, vind je afbeeldingen van lachende ouders en professionals die elkaar vol vertrouwen het laatste puzzelstukje aanreiken. Maar meer samenwerken is niet altijd beter; er kleven wel degelijk nadelen aan. Het is bij voorbeeld niet gemakkelijk om iemand die heel anders denkt, omdat diegene andere expertise heeft, goed te verstaan. En wat als professionele richtlijnen en protocollen elkaar tegenspreken? Daarnaast is vaak sprake van hiërarchie tussen professionals; de jongerenwerker heeft in de samenwerking al snel minder te zeggen dan de psychiater. Bovendien willen deze disciplines andere informatie van het gezin. En praktisch is het lastig om elkaar te treffen; de agenda’s zitten bomvol. Samenwerking vergt dus veel coördinatiewerk. Voordat ze het weten, zijn professionals vooral bezig met onderlinge afstemming en wordt er meer over dan met het gezin gesproken.

Zo verdiepte ik me in een gezin waarbij ruim 25 (!) professionals betrokken waren. De procesregisseur, die moest zorgen dat de professionals samenwerkten, had hier een dagtaak aan. Een handjevol professionals had daadwerkelijk contact met het gezin. Nog minder professionals werden door hen vertrouwd. Toen de ouders werden uitgenodigd voor een multidisciplinair overleg – op een tijdstip en plaats die voor hen lastig was, maar voor de professionals goed uitkwam – schrokken ze van alle onbekenden aan tafel. Ze voelden zich bekeken en durfden hun mond niet open te doen.

De conclusie dat professionals nog niet op de goede manier samenwerken is hier snel getrokken. Evenals dat ze niet over maar met het gezin moeten praten. Maar wat als dat niet zo eenvoudig is? Als samenwerking snel verwordt tot afstemmen met anderen in plaats van met het gezin? Dan is het verfrissend om nietsamenwerken als optie te zien. Samenwerken kan behulpzaam zijn, maar vraag je als professional ook af wanneer het niet nodig is. En vraag het gezin met wie zij graag willen samenwerken: wie vertrouwen jullie en wie kan iets voor jullie betekenen?