Op de basisschool doen kinderen kennis en vaardigheden op die belangrijk zijn voor hun doorstroomniveau. Sociale doelen, zoals gemeenschapszin, zorg voor elkaar, en afgewogen meningsvorming staan minder centraal, terwijl deze voor de kwaliteit van deelname aan onze diverse, complexe samenleving minstens zo belangrijk zijn. Yvonne Leeman ging op zoek naar een aansprekende praktijk van sociaal én cognitief leren.
Op basisschool De Nautilus in Amsterdam zitten kinderen in naar leeftijd gemengde groepen. Dat betekent, volgens de website, ‘dat kinderen op sociaal en cognitief gebied kunnen ervaren dat er verschillen zijn én mogen zijn’. Benieuwd naar de verstrengeling van sociale en cognitieve doelen ben ik te gast tijdens lessen wereldoriëntatie bij juf Maria Streefkerk in haar 6/7-combinatie. Maria is deeltijdleerkracht, lerarenopleider en begeleider van taaltrajecten op basisscholen. Zij vertelt: ‘Ik heb een heterogene klas, met Nederlandstalige en meertalige kinderen, die thuis ook een andere taal spreken zoals Engels en Turks. Daarnaast verschillen de kinderen in leeftijd en onderwijsbehoeften.
Alle kinderen zijn aan het leren en ondersteunen elkaar daarbij .’ Maria wil een vorm van ‘met elkaar leren’ realiseren waarbij alle kinderen actief betrokken zijn, sociaal leren en goede leerresultaten halen. Taal en wereldoriëntatie zijn daarin nauw verbonden.
Groepsgenoten
De kinderen zitten in haar combinatieklas in regelmatig wisselende, willekeurige tweetallen naast elkaar. Om elk kind de meeste kans te geven van en met andere kinderen te leren, verandert zij regelmatig de zitplaatsindeling. Zij benadrukt dat haar werkwijze een ontsnapping is uit de naar leerjaar en naar taalniveau ingedeelde klas. Die indeling beperkt leerkansen en frustreert ‘met elkaar leren’. Haar kinderen zijn juist ‘groepsgenoten en partners in leren’, waarbij zij met elkaar overleggen, samen nadenken, elkaar helpen de stof te onthouden, een mening te vormen en een goede tekst te schrijven. Maria is trots op de kwaliteit van het taalgebruik en de argumentatie van de klas. Tegelijkertijd houdt zij de ontwikkeling van elk kind bij. Zij kent de achtergrond, de interesses en het taalniveau van elk kind en stemt haar individuele begeleiding daarop af.