Vrouwelijkheid en pedagogische (in)consistentie bij Jean-Jacques Rousseau

Vrouwelijkheid en pedagogische (in)consistentie bij Jean-Jacques Rousseau

Productgroep Thema’s uit de wijsgerige en historische pedagogiek
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

Van Rousseau is bekend dat hij uitgesproken ideeën heeft geformuleerd over de aard, taak en maatschappelijke plaats van vrouwen. In de secundaire literatuur is echter vanaf het begin strijd gevoerd over de interpretatie van Rousseau’s formuleringen. Deze meningsverschillen hangen voor een deel samen met de diversiteit aan kenmerken die Rousseau in verschillende contexten aan vrouwen toeschrijft. Alleen al in relatie tot de opvoeding geeft Rousseau sterk uiteenlopende betekenissen aan vrouwelijkheid. Zo beschrijft hij het kleine, op te voeden meisje als een egocentrisch, ijdel, pronkzuchtig en behaagziek kind (1969, p.703 ev.), maar de moeder waartoe zij wordt opgevoed is affectief en zorgzaam, begaan met het wel en wee van haar kinderen (1969, p.697). Dit is het klassieke moederbeeld van affectiviteit zoals dat doorgaans met Rousseau in verband wordt gebracht (bv. Kaplan, 1992, p.182). Karakteristiek voor Rousseau’s beschrijving van de opvoedster van het meisje is daarentegen dat zij uitsluitend vanuit een pedagogisch georiënteerde rationaliteit handelt, waarbij zij bovendien voor een deel gebruik maakt van een openlijk autoritaire opvoedingsstijl (De Graaf, 1996, p.42). Deze verschillen tussen aan vrouwen toegedichte kenmerken zijn zo groot, dat ze onmogelijk in één vrouwbeeld passen. Dat geldt ook voor de twee vrouwenrollen waartoe het meisje wordt opgevoed. Het meisje moet zowel moeder worden als echtgenote. Maar anders dan de affectieve moeder wordt van de vrouw in de rol van echtgenote een beeld geschetst van reflexieve, calculerende en manipulatieve heerschappij (1969, p.696, p.737, p.745). De discrepanties en zelfs tegenstrijdigheden in Rousseau’s beschrijvingen van de opvoedelinge, het opvoedingsdoel voor meisjes en de opvoedster van een meisje kunnen aanleiding geven tot de vraag of Rousseau er eigenlijk niet gewoon een rommeltje van maakt. Dan gaat het niet om het verschil als zodanig - immers, in opvoeding en ontwikkeling is verandering en dus verschil geïmpliceerd - maar om de discrepanties tussen de, in verband met de opvoeding aan vrouwen toegeschreven, kenmerken als affectiviteit en zorgzaamheid, berekening en manipulatie, rationaliteit en autoriteit, ijdelheid en egocentrisme. Kunnen deze verschillen samengaan met een consistent pedagogisch gedachtegoed? Anders gezegd: is Rousseau als pedagoog theoretisch consistent?