Wat we zeggen en hóe we het zeggen, kan voor een kind het verschil maken tussen zich afgewezen voelen of juist gezien en gesteund. Vooral bij kinderen die ingrijpende ervaringen hebben meegemaakt, kan taal een bron van veiligheid of juist van pijn zijn Traumasensitief taalgebruik vraagt daarom niet alleen om zorgvuldige woorden, maar vooral om een andere manier van kijken: gedrag zien als signaal, en taal gebruiken om verbinding en begrip te creëren. Om dit te illustreren een voorbeeld.
Sam is een 10-jarig jongetje dat een moeilijke periode achter de rug heeft. Zijn ouders zijn gescheiden en er was sprake van huiselijk geweld. Hij woont nu bij zijn moeder. In de klas valt op dat Sam vaak afgeleid is en soms boos reageert.
Niet-traumasensitief taalgebruik
De leerkracht zegt tegen Sam: ‘Waarom gedraag je je zo? Als je niet zorgt dat je stil bent, kom je echt in de problemen!’ Deze woorden richten zich alleen op Sams gedrag, zonder rekening te houden met zijn achtergrond. Ze wekken de indruk dat Sam het probleem is en dat hij zich simpelweg beter moet gedragen. Dit kan bij Sam leiden tot gevoelens van afwijzing. Tijdens een oudergesprek zegt de leerkracht: ‘Sam moet harder zijn best doen. Hij is gewoon te snel afgeleid.’ Hierdoor voelt de moeder zich niet serieus genomen. Zij weet immers dat Sam met veel meer worstelt dan alleen concentratieproblemen.
Traumasensitief taalgebruik
Een andere benadering laat zien dat gedrag ook een signaal kan zijn. Tegen Sam zegt de leerkracht: ‘Ik merk dat je het soms moeilijk vindt om je aandacht bij de les te houden. Wat kunnen we samen doen zodat je je beter kunt voelen in de klas?’
Met deze vraag erkent de leerkracht dat Sam het lastig heeft en nodigt ze hem uit om mee te denken over oplossingen. Tegen de moeder zegt de leerkracht: ‘Ik zie dat Sam soms worstelt. Ik denk dat het belangrijk is om te begrijpen wat er speelt. Hoe kunnen we samen zorgen dat hij zich meer gesteund voelt?’ Zo voelt de moeder zich gezien als partner en ontstaat er ruimte om samen te zoeken naar wat Sam nodig heeft.
Het verschil in perspectief
In de eerste situatie voelt Sam zich afgewezen en gezien als probleemkind. Zijn moeder raakt gefrustreerd, omdat niemand het grotere plaatje begrijpt. In de tweede situatie voelt Sam zich gehoord en gesteund. Zijn vertrouwen groeit en zijn moeder ervaart samenwerking met de school. Traumasensitief taalgebruik maakt dus verschil: het versterkt de band tussen leerling en leerkracht én de relatie met ouders.
Tips voor traumasensitief taalgebruik
› Luister actief: neem de tijd om echt te horen wat het kind (of de ouder) zegt. Laat merken dat je luistert, bijvoorbeeld door te knikken of samenvattingen te geven van wat ze hebben gedeeld.
› Vermijd beschuldigingen en oordelen: gebruik geen taal die beschuldigend of veroordelend overkomt.
In plaats: ‘Jij maakt altijd ruzie’, probeer iets te zeggen als: ‘Ik merk dat je soms gefrustreerd bent. Kunnen we daarover praten?’
› Valideer gevoelens: geef aan dat het oké is om te voelen wat ze voelen.
Zeg bijvoorbeeld: ‘Het is begrijpelijk dat je je zo voelt. Veranderingen kunnen moeilijk zijn.’
› Gebruik positieve taal: focus op wat ze goed doen of wat verbeterd kan worden, in plaats van alleen op wat misgaat.
Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat je je best doet om je te concentreren, dat is een goed begin!’