Zittenblijven in het  Nederlandse basisonderwijs:  een probleem?

Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs: een probleem?

Geert Driessen Bianca Leest Lia Mulder Twan Verrijt | 2014 | ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Gratis

Omschrijving

Vergeleken met andere (OECD-)landen heeft Nederland erg veel zittenblijvers: onge-veer een op de vier 15-jarige scholieren geeft aan minstens één keer te zijn blijven zitten, terwijl het gemiddelde in de andere landen een op de zes is. Een groot deel van de Nederlandse leerlingen is in het basisonderwijs al blijven zitten. Maar dat gebeurt niet op alle scholen even vaak; de verschillen tussen scholen zijn juist erg groot. Op sommige scholen komt zittenblijven helemaal niet voor, terwijl op andere meer dan de helft van de leerlingen een keer blijft zitten.
Aangezien zittenblijven een grote kostenpost is en er grote twijfels zijn over het nut ervan, heeft het ministerie van OCW een onderzoek uitgezet dat meer zicht moet bieden op de oorzaken van het relatief hoge percentage zittenblijvers in Nederland, en op effectieve manieren om zittenblijven te voorkomen. Dat onderzoek is door het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen uitgevoerd en omvatte een internationale literatuurstudie naar de omvang en effecten van zittenblijven, analyses op verschil- lende data-bestanden (DUO, COOL en Pre-COOL) en gesprekken met directeuren en leerkrachten over de manier waarop scholen omgaan met zittenblijven. De bevindin- gen van deze deelstudies zijn afsluitend in een expertmeeting bediscussieerd. In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek.
De onderzoekers willen graag dank zeggen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor de prettige samenwerking bij het aanleveren van de landelijke bestanden, aan de scholen die hebben deelgenomen aan de gesprekken over de vormgeving van het zittenblijven, aan de experts die de bevindingen van commentaar hebben voor- zien, en aan de begeleidingsgroep vanuit het ministerie van OCW die steeds de vinger aan de pols heeft gehouden.