H5. Empathie bij jonge kinderen: vrucht van opvoeding of genetische overdracht?1

H5. Empathie bij jonge kinderen: vrucht van opvoeding of genetische overdracht?1

Productgroep Analytisch filosoferen over opvoeding en onderwijs
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

Empathie is het vermogen zich te kunnen inleven in de ander. Een kind is bijvoorbeeld empathisch als het verdrietig wordt wanneer een ander pijn of verdriet heeft, of door te troosten probeert om dergelijk leed te verminderen (Eisenberg & Miller, 1987). Empathie wordt wel beschouwd als een van de belangrijkste voorlopers van morele ontwikkeling (Hoffman, 1984), en er is reden om aan te nemen dat meer empathische kinderen zich tot behulpzame en minder agressieve personen ontwikkelen, en een hoger niveau van morele ontwikkeling zullen bereiken (Van IJzendoorn, 1997). Waar komt empathie vandaan, en hoe ontwikkelt het zich in de eerste levensjaren? En vooral: hebben ouders wel invloed op de mate waarin hun kinderen zich meer of minder empathisch opstellen in het dagelijks leven? Ik zal in deze bijdrage de samenhang van empathie met sensitief opvoeden, gehechtheid en temperament bespreken aan de hand van een empirische studie naar dit vraagstuk, de Leidse Longitudinale Empathie Studie (LLES) (Van der Mark, Van IJzendoorn & Bakermans-Kranenburg, 2002). De studie werd onder andere geïnspireerd door een opmerking van Ben Spiecker in zijn verhandeling Emoties en morele opvoeding (1991) waarin hij stelt dat de sensitieve ouder misschien wel het eerste en invloedrijkste model van een empathische persoon is met wie een jong kind wordt geconfronteerd. Het besmettelijke contact met een sensitieve ouder zou ook de empathische ontwikkeling van het kind kunnen versnellen, zo suggereert Spiecker. Het omgekeerde mag dan wellicht ook verwacht worden: indien een jong kind van meet af aan met een insensitieve ouder te maken heeft, zal daardoor misschien ook de ontwikkeling van de empathie afgeremd of zelfs geblokkeerd worden.