H6. Psychopathie en toerekeningsvatbaarheid

H6. Psychopathie en toerekeningsvatbaarheid

Productgroep Analytisch filosoferen over opvoeding en onderwijs
3,90
Abonneeprijs: € 1,56

Omschrijving

Psychopathie heeft als stoornis of ziektebeeld een vreemde geschiedenis. Nadat de als controversieel bekend staande aandoening in 1980 niet in DSM-III opgenomen werd (de antisociale persoonlijkheidsstoornis deed zijn intrede), is er na Hare’s Psychopathy Checklist (1980) en de latere herziening daarvan (PCL-R) weer een gestage toename van wetenschappelijke aandacht voor dit psychische fenomeen waarneembaar (zie bijvoorbeeld Blair, 1995). Met die hernieuwde interesse gaat onverbiddelijk de vraag gepaard naar de precieze status ervan. Is de psychopaat ziek of slecht (mad or bad)? En is de psychopaat toerekeningsvatbaar? Uit Spieckers ‘Psychopathie en morele imbeciliteit’ (in Spiecker, 1991) valt een genuanceerd beeld van deze aandoening en antwoord op bovenstaande vragen op te maken. Het feit dat de psychopaat er niet voor kan kiezen andere dan immorele voorkeuren te hebben ziet Spiecker als een reden om aan zijn geestelijke gezondheid te twijfelen en, als gevolg daarvan, aan zijn toerekeningsvatbaarheid. Ik zal hier het volgende doen. Ik zal laten zien dat huidige inzichten in het functioneren van de psychopaat Spieckers visie ondersteunen. Tevens zal ik beweren dat psychopathie inderdaad een grond is voor een verminderde toerekeningsvatbaarheid. Ik wil echter betogen dat de reden daarvoor niet kan zijn dat de psychopaat niet zijn voorkeuren kan kiezen. Wat de reden wel is, is dat hij er niets aan heeft kunnen doen dat hij niet zijn voorkeuren kan veranderen. Dit lijkt een onbeduidend verschil, maar een nadere analyse zal uitwijzen dat het relevant is voor het maken van een onderscheid met actoren die niet in staat zijn hun voorkeuren te veranderen, terwijl zij wel verantwoordelijk zijn. Ik begin met een korte beschrijving van Spieckers visie op psychopathie.