HET ONTWIKKELINSTRUMENT INCLUSIE
Het ontwikkelinstrument inclusie is een gespreksinstrument en heeft de volgende functies:
• Een basis voor gesprek.
• De aspecten van inclusie verhelderen.
• Positie bepalen als kindcentrum.
• Afstemming tussen professionals realiseren.
• Ontwikkelstappen bepalen.
Je kunt het instrument gebruiken om te reflecteren op het kindcentrum als organisatie. Daarbij is steeds de vraag in hoeverre de organisatie in staat is om steeds meer kinderen een kwalitatief goede plek te bieden.
HOOFDTHEMA’S
Dit ontwikkelinstrument heeft drie hoofdthema’s:
• Cultuur
• Ontwikkelen en leren
• Randvoorwaarden en borging
• Cultuur gaat over de manier waarop het team kijkt naar inclusie en diversiteit. Wat zijn de eigen normen? Soms moeten we in dat gesprek naar een wat diepere laag in de overtuigingen. Veel mensen zijn wel voor het principe van inclusie, maar zien veel praktische bezwaren. Uit het taalgebruik blijkt vaak welke normen en overtuigingen er leven.
‘Cultuur’ gaat dus over de vraag hoe we denken over inclusie en welke normen we hiervoor (bewust of onbewust) hanteren. Ook gaat het over de drijfveren van de professionals in het kindcentrum: ervaren zij het werken aan inclusie als ‘moeten’ of als ‘willen’?
Het is verstandig om eerst stil te staan bij het thema ‘cultuur’ en om na het bespreken van dit onderdeel een kleine pauze in te lassen.
• Ontwikkelen en leren gaat over de manier waarop het kindcentrum de ontwikkeling en het leren van het kind kan ondersteunen, bijvoorbeeld door meer expertise in te zetten of door te differentiëren.
• Randvoorwaarden en borging (beleid) gaat over de ontwikkeling naar een inclusievere leer- en ontwikkelingsomgeving waarin langzamerhand andere routines en gedrag ontstaan. Om dit te borgen, is het verstandig om de uitgangspunten en de ambities vast te leggen in een (kindcentrum)plan.
De drie hoofdthema’s zijn uitgewerkt in indicatoren. Bij elke indicator kun je aangeven waar je nu staat en wat je ambities zijn. Ieder hoofdthema heeft vijf ambitieniveaus. Deze ambitieniveaus hebben we aangeduid met fietsjes: hoe meer fietsjes, hoe meer thuisnabij, hoe meer kinderen met de fiets of lopend naar het kindcentrum kunnen komen.
Er is ook sprake van enige normativiteit in de vijf niveaus: hoe meer fietsjes, hoe meer de randvoorwaarden voor inclusie zijn vervuld. Dat het normatief aanvoelt is onvermijdelijk, omdat werken aan inclusie ook op een norm is gestoeld. Maar omdat inclusie in ontwikkeling is, is het niet vreemd als je nog niet aan die norm voldoet. Het is goed om met elkaar te bespreken waar je nu staat en waar je naartoe wilt werken.
School en opvang kunnen dat gesprek voeren aan de hand van het ontwikkelinstrument. Dit kun je doen in het MT, met professionals van
de zorgstructuur of in andere groepen binnen het kindcentrum. Je kunt specifieke indicatoren kiezen die je nader wilt uitwerken, maar je kunt ook met elkaar bespreken waar je over bijvoorbeeld twee jaar wilt staan (en wat daar voor nodig is).
Dit ontwikkelinstrument biedt een eerste aanzet voor de ontwikkeling naar een inclusief kindcentrum. Het biedt medewerkers van kindcentra inzicht in verschillende aspecten en ambitieniveaus van inclusie. Je kunt het instrument inzetten voor het gesprek tussen professionals van opvang en onderwijs (teams), maar ook in de MR, OC of KC raad.
Het instrument is minder geschikt om jezelf te monitoren. Als kindcentrum kun je beter zelf doelen opstellen en die monitoren.