Kindermishandeling : De Politiek Een Zorg

Kindermishandeling : De Politiek Een Zorg

2005 | 9789066655539

Omschrijving

Kindermishandeling tast het leven van een kind in zijn grondvesten aan en laat doorgaans een leven lang sporen na. Kindermishandeling tast ook het hart van de samenleving aan. Kinderen zijn dat hart. Kindermishandeling gaat de samenleving als geheel aan en hoort daarmee een zorg te zijn voor de politiek. Zowel ouders als de overheid dragen verantwoordelijkheid voor de zorg voor een goed bestaan van kinderen. Ouders, maar ook de overheid hebben de plicht om alles te doen wat in hun vermogen ligt om kindermishandeling te voorkomen. De overheid heeft een bijzondere plicht voor tijdige en behoorlijke steun als het in het gezin misgaat. Het besef dat de politiek - met zowel het oog op de rechten van het kind als op het belang van de samenleving - actief bemoeienis hoort te hebben met het grootbrengen van kinderen, draagt een bepaald spanningsveld in zich: dat tussen autonomie van ouders enerzijds en bemoeienissen van buitenaf anderzijds. Dit spanningsveld komt met name tot uitdrukking in de vraag of er wel of niet (direct) moet worden geïntervenieerd. Moet er wel of niet worden afgewacht? Kindermishandeling is niet alleen een blijk van de broosheid van gezinnen, zij brengt ook de zwakke plekken in de jeugd(gezondheids)zorg aan het licht. Een overheid die werkelijk zorg heeft voor het wel en wee van kinderen, doet er alles aan om te zorgen dat de jeugd(gezondheids)zorg op orde is. Soms wordt op tragische wijze duidelijk dat dit niet het geval is.

Kindermishandeling: de politiek een zorg laat zien wat de politieke implicaties zijn van kindermishandeling. Wat is kindermishandeling? Wat kost het de samenleving? Wat zijn de uitgangspunten voor de zorg van de overheid voor belangen van kinderen? Deugen die uitgangspunten? Doet de politiek wat ze moet doen? Hoe kan het beter? Hoe gaat de jeugd(gezondheids)zorg om met belangen van ouders en belangen van kinderen? Wiens belang staat voorop?

Herman Baartman is emeritus hoogleraar Preventie en Hulpverlening inzake Kindermishandeling (VU); Ruud Bullens is bijzonder hoogleraar Forensische Kinder- en Jeugdpsychologie (VU); Jan Willems is bijzonder hoogleraar in de Rechten van het kind (VU).

H1. Kindermishandeling: de politiek een zorg?

H1. Kindermishandeling: de politiek een zorg?

In dit boek wordt vanuit verschillende perspectieven belicht dat kindermishandeling een zorg voor de politiek hoort te zijn, in welke mate kindermishandeling de politiek een zorg is en hoe kindermishandeling de politiek een zorg zou moeten zijn. Voorafgaand aan alle verhandelingen hierover is een korte introductie op zijn plaats van het begrip kindermishandeling zelf. Doel van deze introductie is niet een bespreking van de onderscheiden soorten kindermishandeling en van de achtergronden, de omvang en de gevolgen ervan. Het gaat er in deze bijdrage om duidelijk te maken wat aard en omvang van het verschijnsel kindermishandeling ons zeggen over de impact ervan voor de politiek. 
De cijfers inzake huiselijk geweld en inzake kindermishandeling wekken de indruk dat er iets grondig mis is met gezinnen en met de opvoeding. Om met Hamlet te spreken: ‘It seems there ’s something rotten in the state of Danmark.’ Elk ander instituut waar het zo onveilig is, zou al lang onder curatele zijn gesteld, zo niet opgeheven. Maar hoewel er geen cijfers zijn op grond waarvan we zouden kunnen vaststellen of gezinnen nu ‘rotter’ zijn dan decennia geleden toen we van deze rottigheid althans publiekelijk minder weet hadden, is er geen bevestiging voor de veronderstelling dat ouders nu zoveel slechter zijn dan vroeger. Wat de afgelopen decennia in de wetenschap en in de praktijk meer en meer duidelijk is geworden, is dat kindermishandeling niet een buitenissig fenomeen is, dat men vooral aantreft in maatschappelijk marginale gezinnen of bij ouders die mentaal gesproken marginaal zijn, maar dat het gaat om een verschijnsel dat evenals andere vormen van huiselijk geweld de donkere kanten van het gezin belicht en de broosheid van opvoeden.
Na een beschouwing over de definitie van het begrip kindermishandeling zal ik aan de hand van cijfers laten zien hoe broos gezinnen zijn en hoe kwetsbaar opvoeden is, reden te over voor intensieve politieke zorg. Vervolgens komt de vraag aan de orde waar die broosheid van het opvoeden in gelegen is die maakt dat het zo ernstig en zo vaak mis kan gaan.

Meer info
3,90
H10. Jeugdzorg: ideologie en beleid in Nederland en elders

H10. Jeugdzorg: ideologie en beleid in Nederland en elders

In de preambule bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind wordt het gezin omschreven als ‘de kern van de samenleving en de natuurlijke omgeving voor de ontplooiing en het welzijn van al haar leden en van kinderen in het bijzonder’. Verder zegt de preambule dat het kind ‘voor de volledige en harmonische ontplooiing van zijn of haar persoonlijkheid dient op te groeien in een gezinsomgeving, in een sfeer van geluk, liefde en begrip’. Maar al te gauw zijn we geneigd als vanzelfsprekend aan te nemen dat het gezin de eigenschappen bezit die in de preambule tot uitdrukking worden gebracht. In werkelijkheid is de gewenste sfeer van geluk, liefde en begrip er vaak één van pijnlijke onveiligheid, grote geslotenheid en afschuwelijke schadelijkheid (Waaldijk, 1988). Voor veel kinderen blijkt de kern of hoeksteen van de samenleving toch niet de veilige omgeving te zijn die hun in het Verdrag wordt toegewenst, maar zelfs de meest onveilige plek in hun bestaan. Verwaarlozing, kindermishandeling en seksueel misbruik zijn aan de orde van de dag. Dit blijkt onder meer uit de nota ‘Privé geweld – Publieke zaak’, waarin wordt vastgesteld dat huiselijk geweld de meest voorkomende geweldsvorm is in onze samenleving, waarvan ontelbare kinderen direct en indirect slachtoffer zijn (Ministerie van Justitie, 2002).

Meer info
3,90
H11. De Nederlandse aanpak van kindermishandeling: veel drassigheid en weinig voortvarendheid

H11. De Nederlandse aanpak van kindermishandeling: veel drassigheid en weinig voortvarendheid

Geweld tegen kinderen komt veel meer voor dan wij weten, vindt plaats op wijzen die wij ons niet kunnen voorstellen en wordt vaak gepleegd door personen van wie we dat niet zouden verwachten. Mishandeling van kinderen vindt plaats in inrichtingen (Human Rights Watch, 1998), op straat, bij de rekrutering en het inzetten van kindsoldaten (Human Rights Watch, 2002; 2003), in scholen en thuis. Het gaat om grootschalige en zeer ernstige schendingen van de rechten van het kind, zoals neergelegd in het door 192 Staten geratificeerde VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarvan naar schatting ongeveer 300 miljoen kinderen jaarlijks het slachtoffer zijn. Het VN-Comité inzake de Rechten van het Kind deed in 2001 de aanbeveling aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties om een wereldwijde studie van dit probleem te ondernemen. In zijn brief aan de secretarisgeneraal van 12 oktober 2001 benadrukte de voorzitter van het VN-Comité dat de studie ‘should lead to the development of strategies aimed at effectively preventing and combating all forms of violence against children, outlining steps to provide effective protection, intervention, treatment, recovery and reintegration’ (UN Doc. A/56/488, annex). Dit voorstel leidde uiteindelijk (12 februari 2003) tot de benoeming van Paulo Gergio Pinheiro als de ‘independent expert to conduct the study’.

Meer info
3,90
H12. Internationale verplichtingen ter bescherming van kinderen tegen kindermishandeling

H12. Internationale verplichtingen ter bescherming van kinderen tegen kindermishandeling

Kinderen hebben recht op bescherming tegen kindermishandeling. Dit blijkt ook uit internationale verdragen die voor Nederland gelden. Zowel krachtens het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (VRK) als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) worden de Nederlandse overheid verplichtingen opgelegd vanuit het oogpunt van het recht op bescherming van kinderen tegen geweld in het gezin. Zo geeft het VRK lidstaten de verplichting zorg te dragen voor de preventie en aanpak van alle vormen van kindermishandeling binnen en buiten gezinsverband (art. 19). De bepalingen uit het VRK kunnen in de Nederlandse rechtspraak invloed hebben. Het VN-Comité voor de Rechten van het Kind (verder: het Comité), het toezichthoudend orgaan op de naleving van het VRK, geeft nadere invulling aan de rechten van kinderen die in het VRK zijn opgenomen door middel van het uitbrengen van aanbevelingen naar aanleiding van landenrapportages en door het opstellen van ‘General Comments’. Het EVRM is in de Nederlandse rechtspraak (tot op heden) van veel grotere betekenis omdat alle bepalingen ‘rechtstreekse werking’ hebben. De Nederlandse wetgeving moet dan ook voldoen aan de bepalingen uit het EVRM. Elke burger kan in een procedure in Nederland een beroep doen op EVRM-bepalingen, rechters passen deze bepalingen ook zelf toe en de Nederlandse overheid kan worden ‘aangeklaagd’ en kan een schadevergoeding opgelegd krijgen als de bepalingen niet (voldoende) worden nageleefd.

Meer info
3,90
H13. De jeugdgezondheidszorg en preventie van kindermishandeling
H14. Over de hoeksteen en kindermishandeling als toetssteen

H14. Over de hoeksteen en kindermishandeling als toetssteen

In april 2002 verscheen er een regeringsnota over huiselijk geweld met als titel: Privé geweld – Publieke zaak. De eerste zin uit deze nota luidt als volgt: ‘Huiselijk geweld is de meest voorkomende geweldsvorm in onze samenleving. Bij geen enkele geweldsvorm vallen zo veel slachtoffers als bij huiselijk geweld. Een substantiële afname van het geweld in onze samenleving kan alleen gerealiseerd worden als geweld in de privé-sfeer krachtig wordt aangepakt. Bij discussies over veiligheid in onze samenleving moet het daarom niet alleen over geweld in de publieke ruimte gaan, maar ook over geweld in de privé-sfeer.’ Huiselijk geweld dus als de meest voorkomende geweldsvorm in onze samenleving. Het doet denken aan een uitspraak van Murray Straus, een bekende Amerikaanse onderzoeker op het gebied van family violence. Hij noemde het gezin ooit eens ‘the most loving and supporting of human groups and also by far the most physically violent group or institution, except for the police or the military during a war’ (Straus, 1978:2). Voor een cijfermatige onderbouwing van deze stelling zij verwezen naar hoofdstuk 1 van dit boek. Dat zoveel gezinnen zulke onveilige oorden zijn is een schokkende constatering. Onze kinderen groeien er op, we verwachten er veel van voor hen, het is hun bakermat. Ook voor de samenleving verwachten we er veel van, het is de hoeksteen, hoe meesmuilend daar soms ook over gedaan wordt, en ouders verwachten er ook veel van, voor zichzelf en hun kinderen. Maar soms hebben ze er geen leven, die kinderen.

Meer info
3,90
H15. Kinderbescherming in ontwikkeling

H15. Kinderbescherming in ontwikkeling

Mishandeling van een kind vraagt om bescherming. Als ouders of opvoeders debet zijn aan mishandeling kan de kinderrechter het kind onder toezicht plaatsen. Deze bijdrage gaat over de vraag of een ondertoezichtstelling in voldoende mate bescherming biedt. Twijfels over de mate waarin de ondertoezichtstelling (OTS) aan haar doelstelling beantwoordt zijn er altijd al geweest. Al in 1927 vond het eerste evaluatieonderzoek plaats en sindsdien zijn er verschillende evaluaties gevolgd die geen van alle die twijfels hebben kunnen wegnemen. Nog niet lang geleden vonden Slot, Theunissen, Esmeijer en Duivenvoorden (2002) dat slechts 28% van de jeugdigen met een ondertoezichtstelling na twee jaar als verbeterd kon worden beschouwd. Een aantal recente drama’s heeft die twijfels opnieuw gevoed. Bij ‘Roermond’ vroeg menigeen zich af waarom voor de kinderen in het desbetreffende gezin geen kinderbeschermingsmaatregel was uitgesproken. Bij ‘Het meisje van Nulde’ en bij ‘De Savanna zaak’ was die maatregel er wél, maar had deze de meisjes niet kunnen beschermen. De effectiviteit van een kinderbeschermingsmaatregel is van tal van factoren afhankelijk en het ligt niet in de bedoeling deze alle aan bod te laten komen in dit hoofdstuk. De focus ligt op de ondertoezichtstelling en op het werk van de gezinsvoogd1. Het is de gezinsvoogd die als eerste onder vuur ligt als bescherming faalt. In dit hoofdstuk wordt geprobeerd de positie van gezinsvoogden te verduidelijken en te beschrijven wat hun werk bemoeilijkt.

Meer info
3,90
H16. Mens Sana In Schola Sana - de aanpak van kindermishandeling via school

H16. Mens Sana In Schola Sana - de aanpak van kindermishandeling via school

Dit schooljaar zitten er in Nederlandse klassen waarschijnlijk ruim 40.000 kinderen die, in de meeste gevallen thuis, worden mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt. Over hoogstens 3.500 kinderen neemt iemand van school contact op met een Advies- en Meldpunt van Kindermishandeling (AMK; NIZW, 20021). Niet dat al deze 3.500 kinderen op enigerlei wijze mishandeld worden, maar over deze kinderen bestond er voldoende zorg bij deze schoolfunctionaris om diens zorgen over het kind of vermoeden van kindermishandeling voor te leggen aan dit meldpunt. Hiervan uitgaande wordt over minder dan 10% van de schoolgaande mishandelde kinderen contact gezocht met het AMK. Dit zijn echter bijzonder welwillende, lees: te positieve, cijfers. Zonder overdrijven is het goed verdedigbaar uit te gaan van 60.000 schoolgaande kinderen die op enigerlei wijze mishandeld worden en dat van ‘slechts’ 1.000 meldingen per jaar uit het onderwijs de mishandeling van de gemelde kinderen wordt vastgesteld. Van deze gegevens uitgaande zorgt het onderwijs ervoor dat nog geen 2% van de mishandelde kinderen bij een daarvoor toegeruste deskundige voorziening terechtkomt. En ook deze calculatie is aan de zuinige kant omdat van deze 1.000 meldingen niet alle kinderen ook daadwerkelijk mishandeld worden. Anders gezegd, van deze laatste gegevens uitgaande: ruim 98% van de schoolgaande mishandelde kinderen wordt niet door het onderwijs naar het AMK geleid. Deze discrepantie tussen enerzijds het omgaan met mishandelde kinderen en anderzijds het meestal niet melden van kindermishandeling vraagt om een analyse.

Meer info
3,90
H2. Effecten van kindermishandeling

H2. Effecten van kindermishandeling

Fysieke kindermishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing, geweld in het gezin, bedreiging, onderdrukking en vernedering overkomt (te) veel kinderen. Kinderen die dit meemaken, ondergaan gedurig stressvolle of traumatiserende gebeurtenissen. Het leven van alledag is voor hen een gevecht om te overleven, om er het beste van te maken, om het geweld te ontlopen.
Sommige kinderen leren zich aan te passen aan de omstandigheden; zij lijken voor de omstanders weinig of niet te lijden onder wat hun overkomt. Andere kinderen reageren met een veelheid van gedrags-, emotionele of psychiatrische problemen. In dit hoofdstuk zal worden besproken wat de effecten van fysieke kindermishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing, geweld in het gezin, bedreiging, onderdrukking en vernedering zijn op de ontwikkeling van kinderen. In de eerste paragraaf komt de complexiteit van kindermishandeling aan de orde. Duidelijk zal worden dat er zo goed als altijd sprake is van meerdere vormen die tegelijk optreden.

Meer info
3,90
H3. De maatschappelijke kosten van kindermishandeling

H3. De maatschappelijke kosten van kindermishandeling

Voordat in dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke kosten van kindermishandeling, is het zinvol ons eerst af te vragen waarom dit onderwerp zo belangrijk is. Is het lichamelijk en psychisch lijden van kinderen die het slachtoffer zijn van fysiek geweld, seksueel misbruik, verwaarlozing en andere vormen van mishandeling op zichzelf genomen niet al belangrijk genoeg om dit onderwerp op de politieke en sociale agenda te zetten? En doet het kwantificeren in termen van euro’s wel recht aan de ernst van de zaak? Is dit niet een brute simplificatie van de werkelijkheid? Alsof we vervolgens eenvoudig de maatschappelijke kosten van kindermishandeling kunnen afwegen tegen de dito kosten van voetbalvandalisme, milieuschade, oneigenlijk internetgebruik op het werk, en andere maatschappelijke misstanden. Een voorlopig antwoord op deze vragen zou kunnen zijn dat kosten indicatoren zijn waarmee de omvang en ernst van kindermishandeling als maatschappelijk probleem kan worden aangegeven, naast andere indicatoren als het aantal slachtoffers en het aantal sterfgevallen. Een ander antwoord kan zijn dat het op deze manier mogelijk wordt de investeringen in preventie en bestrijding van kindermishandeling af te wegen tegen de economische gevolgen van kindermishandeling op korte (bijvoorbeeld medische kosten, jeugdhulpverlening) en lange termijn (bijvoorbeeld psychisch lijden, criminaliteit). Nog een stap verder zou het zijn als investeringen in bestrijding kunnen worden afgewogen tegen de economische baten ervan.

Meer info
3,90
H4. Kijken naar kinderporno op internet: ‘onschuldige’ drang?

H4. Kijken naar kinderporno op internet: ‘onschuldige’ drang?

Seksuele uitbuiting van kinderen is van alle tijden, maar met name het afgelopen decennium nadrukkelijker op de politieke en maatschappelijke agenda komen te staan. Er zijn diverse verschijningsvormen van seksueel misbruik: zowel intra- als extrafamiliaal, door verwanten en niet-verwanten, kindersekstoerisme en kinderhandel/-prostitutie. Eén van de vormen van seksueel misbruik van kinderen die de afgelopen jaren steeds meer aandacht is gaan krijgen, betreft kinderporno. Tot voor kort leek dit nauwelijks een ‘issue’ , waar samenleving en/of politiek zich druk om maakten. Op het eerste oog gaat het bij kinderporno immers voornamelijk om het enkel bekijken van plaatjes van (deels) ontblote kinderen, al dan niet in aanwezigheid van (deels) ontblote volwassenen. De gedachte aan daadwerkelijk seksueel misbruik dringt zich daardoor misschien ook niet direct op. Het toegenomen bewustzijn echter dat achter elk kinderpornoplaatje een seksueel kind moet schuilgaan, zou wel eens de voornaamste reden kunnen zijn dat het verschijnsel kinderporno steeds nadrukkelijker op de maatschappelijke en politieke agenda is geplaatst. De opkomst van het internet heeft daar – wellicht onbedoeld – een belangrijke bijdrage aan geleverd. Dat internet oneindige mogelijkheden heeft, kent grote voordelen, maar ook vele nadelen. De mogelijkheid om via internet op relatief eenvoudige manier toegang te krijgen tot kinderporno, deze te downloaden en/of te verspreiden, is van dit laatste een voorbeeld. Omvang en ernst van kinderporno blijken de laatste jaren sterk toe te nemen.

Meer info
3,90
H5. De rechten van het kind als moreel, juridisch en politiek kompas voor de verhouding tussen kinderen, ouders en overheid

H5. De rechten van het kind als moreel, juridisch en politiek kompas voor de verhouding tussen kinderen, ouders en overheid

Voor het eerst in de geschiedenis heeft de mensheid de mogelijkheid een einde te maken aan – soms generatielange – belaste familiale opvoedingsgeschiedenissen. Wetenschap en mensenrechten, samenkomend in het concept ‘rechten van het kind,’ verschaffen daartoe een moreel, juridisch en politiek kompas. Wetenschap doet dit door invulling te geven aan het beginsel van het belang van het kind, zodat dat beginsel van toverformule kan worden verheven tot steeds beter weten wat nodig is voor een kind en wat werkt voor zijn2 gezin en in zijn samenleving en cultuur. Mensenrechten doen dit door dat aldus verheven beginsel te koppelen aan verplichtingen van overheden, rechten van kinderen, rechten van vrouwen en rechten en plichten van opvoeders, beroepskrachten en andere volwassenen. In dit hoofdstuk worden de verplichtingen van de overheid uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (VRK)3 belicht tegen de achtergrond van transgenerationele transmissie van gezinsellende als tot voor kort noodlottig element van de condition humaine en de dageraad van de Trias pedagogica: de niet langer door traditie en onwetendheid maar door wetenschap en mensenrechten beheerste verhouding tussen kinderen, ouders4 en overheid. Bepalend voor deze verhouding zijn het recht van het kind op een gezonde opvoeding en, mede als keerzijde daarvan, voorbereiding op en toerusting tot ouderschap als fundamentele mensenrechten. Dit betekent dat overheid en samenleving medeverantwoordelijk zijn voor gezonde opvoeding en verantwoord ouderschap. Nederland en andere landen die met de rug naar de dageraad blijven lopen, houden transgenerationele transmissie van leed en schade, en daarmee samenhangende verminderde ontplooiingskansen en sociale uitsluiting van grote aantallen burgers, in stand.

Meer info
3,90
H6. Over goede opvoeding, ouders en de overheid

H6. Over goede opvoeding, ouders en de overheid

Het lijkt welhaast vanzelfsprekend om te veronderstellen dat volwassenen wensen dat kinderen een goed leven zullen hebben als zij zelf volwassen zijn. Dit geldt niet alleen voor ouders, die gewoonlijk veel overhebben voor het floreren van hun kinderen, maar ook voor de overheid. De overheid investeert veel in jonge generaties, zowel omdat zij daarmee hoopt te bereiken dat kinderen als volwassenen later een goede bijdrage zullen leveren aan het floreren van de samenleving, alsook omdat zij waarde hecht aan het goede leven voor kinderen zelf. In deze bijdrage wil ik inzichtelijk maken op welke manier de overheid zich zou moeten bemoeien met opvoeding die ertoe kan bijdragen dat kinderen een goed leven zullen leiden. Deze opvoeding noem ik goede opvoeding. Om de normatieve vraag naar de wenselijkheid van overheidsbemoeienis te kunnen beantwoorden, moet eerst helder zijn wat we onder goede opvoeding verstaan. Zo zeggen we van kinderen die iemand bedanken voor iets dat ze krijgen of opstaan voor een oudere vrouw in de bus, dat zij goed zijn opgevoed. We drukken daarmee uit dat deze kinderen hebben geleerd om zich op een gepaste manier te gedragen en gepaste emoties te hebben. Dergelijke manieren worden op prijs gesteld, wat onder meer blijkt uit de uitdrukkelijke pogingen van ouders om hun kinderen te leren de bakker of slager te bedanken voor de krentenbol of het stukje worst dat zij hebben ontvangen door te vragen: ‘En wat zeg je dan?’ Deze goede manieren behoren tot de sociale regels die het leven tussen mensen aangenaam maken.

Meer info
3,90
H7. Het gebruik van lijfstraffen in de opvoeding: tolereren of niet?

H7. Het gebruik van lijfstraffen in de opvoeding: tolereren of niet?

Opvoeden is in ons land een zaak van de ouders. Zij kiezen ook de school die het beste past bij de levensbeschouwing waarin zij willen dat hun kinderen opgroeien. De ouderlijke vrijheid bij het opvoeden van kinderen is echter niet onbegrensd. Wanneer ouders hun kinderen seksueel misbruiken, laten prostitueren of anderszins exploiteren, verwaarlozen of mishandelen, dan grijpt de overheid in. Naast strafrechtelijk vervolgen op basis van het Wetboek van Strafrecht kan de overheid op basis van het Burgerlijk Wetboek dergelijke ouders ook in hun ouderlijke macht beperken. Dan moet er sprake zijn van dreigende lichamelijke ondergang van het kind, misbruik van de ouderlijke macht, verwaarlozing van de belangen van het kind, ongeschiktheid of onmacht van de ouder om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, maar ook dreigende zedelijke ondergang van het kind kan een reden zijn (art. 254-278, Boek I, Burgerlijk Wetboek). Op 12 februari 2005 heeft de minister van Justitie, mr. P.H. Donner, bekendgemaakt voornemens te zijn om aan art. 247 een bepaling toe te voegen waarin staat dat in de opvoeding van kinderen geen plaats is voor het gebruik van fysieke straffen. Kinderrechters kunnen ouders onder toezicht stellen, en in ernstige gevallen ontheffen van of ontzetten uit de ouderlijke macht. Ouders en kinderen krijgen dan te maken met de gezinsvoogd die door de Raad voor de Kinderbescherming wordt benoemd. Als dat nodig is, kan een kinderrechter ook besluiten kinderen uit huis te laten plaatsen. De meeste ouders die hun kinderen misbruiken, verwaarlozen et cetera weten dat ze verkeerd handelen; in extreme gevallen zal hun dat onverschillig zijn. In ieder geval zullen ze zelden beweren dat hun gedrag moreel in orde is. Als de ouders niet overtuigd kunnen worden van de onjuistheid van hun gedrag, dan bestempelen we ze als amoreel.

Meer info
3,90
H8. Gezinsbeleid – Waarom?

H8. Gezinsbeleid – Waarom?

Er zijn in de politiek klassieke terreinen zoals dat van Binnenlandse Zaken, van Justitie en van Buitenlandse zaken. Gezinsbeleid behoort niet tot dit rijtje en het is maar de vraag of er in enig land überhaupt een politieke inrichting op regeringsniveau bestaat, die gespecialiseerd is in gezinszaken. Kun je dan toch van gezinsbeleid spreken? Ja, mits helder is wat gezinsbeleid is en wat een gezin is. Lambert en Althammer (2001) definiëren gezinsbeleid als ‘het ensemble van alle maatregelen en voorzieningen waarmee de relevante politieke inrichtingen het doel nastreven, het gezin te beschermen en te steunen, omdat het gezin niet te vervangen functies vervult voor zowel haar leden als ook de maatschappij’. Als je ervan uitgaat dat het vormen van een gezin in de levensloop van volwassen mensen allesbehalve vanzelfsprekend is, dan lijkt het terecht om aan de voorafgaande definitie toe te voegen dat gezinsbeleid ook betrekking heeft op de condities die te maken hebben met het ontstaan van gezinnen (Schulze, 2003). Nu is de vraag hoe de adressant van het gezinsbeleid afgebakend is. Vaak wordt daarbij gesproken in termen van saamhorigheid, verbondenheid en eenheid. Gaat men te rade bij de klassieke socioloog Émile Durkheim (1921), dan zal men twee elementen vinden die in combinatie met elkaar een gezin vormen. We hebben het over partnerschap en ouderschap. Is het zinvol deze twee elementen duidelijk af te bakenen? Het antwoord moet ja zijn, omdat partnerschap en ouderschap verschillende categorieën zijn. Partnerschap impliceert een exclusieve sociale relatie tussen twee volwassen mensen van beide geslachten, die gebaseerd op wederzijdse liefde voor elkaar gekozen hebben en elkaar tegelijkertijd een seksueel privilege inruimen. Ouderschap daarentegen sluit seksualiteit tussen biologische en/of sociale ouders en hun kinderen normatief uit en impliceert de opdracht nagenoeg levenslang voor de kinderen te zorgen, hun aandacht, leiding, raad en advies te geven. Huwelijk en partnerschap daarentegen zijn door middel van separatie en scheiding te beëindigen met het mogelijke argument van ‘ontbrekende’ liefde (voor meer argumenten over de verschillen tussen partnerschap en ouderschap, zie Tyrell & Schulze, 2000).

Meer info
3,90
H9. Preventieve opvoedingsondersteuning: een must!?

H9. Preventieve opvoedingsondersteuning: een must!?

Dit jaar, 2005, is het precies honderd jaar geleden dat de kinderwetten werden ingevoerd, de start van ons huidige systeem van kinderbescherming. Deze kinderwetten betroffen pedagogisering van het strafrecht voor jeugdigen en maatregelen die het mogelijk maken in te grijpen in het ouderlijk gezag in geval ouders tekortschieten in de zorg voor hun kinderen. Er waren destijds twee belangrijke redenen voor de constructie van een juridisch kader om een dergelijk ingrijpen mogelijk te maken. Enerzijds ging het erom een kind bescherming te kunnen bieden als zijn welzijn en ontwikkeling gevaar liepen, anderzijds moest men de maatschappij kunnen beschermen tegen het risico dat dergelijke kinderen het pad van de misdaad op zouden gaan. Zoals al vaker betoogd, het ging toen om de bescherming van kinderen in gevaar en evenzeer om de bescherming van de samenleving tegen kinderen die een gevaar vormden (Baartman, 1993; 1998; Van Montfoort, 1993; Van Nijnatten, 1986). Verwaarlozing en criminaliteit werden gezien als twee kanten van één medaille. Opnieuw staan beide groepen kinderen sterk in de belangstelling. De aandacht voor jeugdcriminaliteit betreft nu kinderen die op dat pad al flink gevorderd zijn, en het begrip verwaarlozing heeft inmiddels plaatsgemaakt voor het begrip kindermishandeling. Evenals toen maken beide verschijnselen ook nu dat de Jeugdzorg hoog op de politieke en maatschappelijke agenda staat. Daar zijn diverse redenen voor te noemen. De ernst, de complexiteit en de omvang van het verschijnsel kindermishandeling stellen hoge eisen aan de kwaliteit van de Jeugdzorg en maken ook zichtbaar wat daarin de tekortkomingen zijn. Dit betreft zowel het niveau van de organisatie – men denke enerzijds aan de wachtlijsten bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (en de wachtlijst waar een kind vervolgens op komt als het van de AMK-wachtlijst af is) en anderzijds aan de problemen in de samenwerking tussen instanties bij het bieden van hulp aan probleemgezinnen (Horen, zien en niet zwijgen, 2004) – als het niveau van methoden, waar het bijvoorbeeld gaat om risicotaxatie (De Ruiter & Pollmann, 2003). Ook  jeugdcriminaliteit is een ernstig en een complex verschijnsel. Ook daar is discussie over zowel beleidsaangelegenheden – men denke aan de discussie over verblijf en behandeling van civielrechtelijk en strafrechtelijk geplaatste kinderen in een en dezelfde inrichting – als over methoden van behandeling. Evenals dat geldt voor kinderen die thuis in gevaar zijn, dwingt ook het fenomeen jeugdcriminaliteit tot betere samenwerking tussen instanties (Booij, Buster, Baller & Van Brussel, 2004; Doreleijers, 1998)

Meer info
3,90
Kindermishandeling: de politiek een zorg (complete uitgave)

Kindermishandeling: de politiek een zorg (complete uitgave)

Kindermishandeling: de politiek een zorg (complete uitgave)

Meer info
9,95
Voorwerk

Voorwerk

Voorwoord en inhoudsopgave

Meer info
3,90