Van je familie moet je het hebben

Van je familie moet je het hebben

Nieuwe perspectieven in de jeugdzorg en het jeugdstrafrecht

2004 | 9789066656154

Omschrijving

De jeugdzorg en het jeugdstrafrecht zijn de laatste jaren sterk in beweging. Dit hangt samen met een herbezinning op de verhouding tussen de competentie en de verantwoordelijkheid van ouders en jeugdigen, en professionals. Meer en meer wordt erkend dat de eigen competentie en verantwoordelijkheid van ouder en jeugdige te weinig onderkend wordt. Gevolg daarvan is dat hulp aan ouders en kinderen, bescherming van kinderen en de reactie op delicten die jeugdigen plegen vooral een zaak is tussen de instanties en functionarissen. Anderen, die zich bij ouder en kind betrokken voelen of door een delict getroffen zijn, hebben dan veelal het nakijken.

Van je familie moet je het hebben laat zien hoe belangrijk het is dat principes, die aan de basis liggen van de zorg voor ouders en kinderen, op zijn tijd kritisch onderzocht worden. In dit boek gebeurt dat. Twee relatief nieuwe perspectieven worden gepresenteerd: de Eigen Kracht Conferenties in de jeugdzorg en de Echt Recht Conferenties in het jeugdstrafrecht. Beide hebben gemeen dat ze een nieuwe kijk geven op de eigen verantwoordelijkheid van direct betrokkenen en willen daar op een nieuwe wijze recht aan doen. Dit boek belicht deze nieuwe kijk en de ervaringen met een vernieuwende manier van werken op kritische wijze.

Het Amsterdams Centrum voor Kinderstudies (ACK) aan de Vrije Universiteit wil met deze uitgave bijdragen aan de samenspraak van praktijk en wetenschap, en vooral ook aan de samenspraak binnen de praktijk zelf. Nieuwe visies en nieuwe methoden zijn immers als het goed is spraakmakend.

H1. Steun van de gemeenschap en steun van een professional: wat helpt wanneer?

H1. Steun van de gemeenschap en steun van een professional: wat helpt wanneer?

Het onderwerp van dit boek en van deze bijdrage duikt op in een tijd met een sterke opleving van de belangstelling voor vormen van empowerment. Daarbij gaat het om het versterken van de eigen kracht van gezin en gemeenschap door hen het voortouw te geven bij beslissingen die hen zelf aan gaan. Juist het thema ‘Van je familie moet je het hebben’ richt de aandacht op het uitbouwen van de eigen kracht van het gezin en leidt de aandacht af van een gepreoccupeerde belangstelling, in elk geval in de VS, voor risico en pathologie die ten koste gaat van gezinsondersteuning. In deze bijdrage beschrijven we eerst enkele belangrijke krachten die ten grondslag liggen aan de hernieuwde belangstelling voor gemeenschapgerichte praktijken in de VS. Vervolgens behandelen we de structuur waarin professionals gevangen kunnen zitten. We doelen hiermee op de structuur waarin juridische, administratieve en expertgeoriënteerde oplossingen voor het probleem van kindermishandeling de boventoon voeren. Daarna richten we ons op specifieke theorieën die een rol spelen bij de recente ontwikkelingen op het gebied van gemeenschapsvorming. Ook noemen we voorwaarden voor samenwerking, speciaal in de sector van de kinderbescherming. Tenslotte volgt een samenvatting van onderzoeksresultaten en evaluatie van de praktijk van EKC’s.2 Het uitgangspunt is dat EKC een gemeenschapgerichte steun aan kind en gezin is met een goede, noodzakelijke balans tussen zorg voor de veiligheid van het kind en steun aan het gezin.

Meer info
3,90
H10. Herstelrecht als onderdeel van een effectief jeugdsanctierecht

H10. Herstelrecht als onderdeel van een effectief jeugdsanctierecht

Twee jaar geleden sprak de politie Utrecht haar zorg uit naar het Openbaar Ministerie (OM) over het effect van traditionele strafrechtelijke interventies` voor met name Marokkaanse minderjarige verdachten. Ingegeven door het veelal consequente ontkennen van strafbare feiten door deze categorie minderjarigen, het gevoel geen greep te hebben op de persoon van de verdachte noch op zijn omgeving, en het hoge recidivecijfer is het OM verzocht te onderzoeken of er alternatieve afdoeningsvormen te introduceren zijn voor deze jeugdige verdachten. De alternatieven moeten, meer dan nu het geval was, een appèl doen op de jeugdigen en ze tot inkeer brengen. Ook kan aan de reïntegratie van de dader wellicht beter invulling gegeven worden als het verband tussen de daad, de dader en zijn straf wordt hersteld. Politie en OM hebben laten weten dat het huidige arsenaal aan sancties niet voldoet. Het arsenaal heeft te weinig invloed op het verminderen van crimineel gedrag van een te grote groep jeugdige verdachten; een heuse crisis in het jeugdstrafrecht dus. Deze unanieme zorg is de aanleiding voor het starten van een pilotproject Herstelrecht voor minderjarige verdachten. In het navolgende komt de ontstaansgeschiedenis van de pilot aan de orde, waarbij we stilstaan bij de tekortkomingen en de winst van herstelrecht voor minderjarigen.

Meer info
3,90
H2. Eigen Kracht Conferenties in Nederland, noodzaak of utopie?

H2. Eigen Kracht Conferenties in Nederland, noodzaak of utopie?

In 2000 is gestart met de introductie van Eigen Kracht Conferenties (EKC’s) in Nederland. In vier regio s is de voorbereiding van de introductie van dit besluitvormingsmodel in gang gezet. Landelijk organiseren de Stichting Op Kleine Schaal en het Bureau Wesp uit Voorhout de introductie. Met de deelnemende instellingen in de vier regio s (Jeugdzorg Groningen, Jeugdzorg Drenthe, Stichting Bredervoort en Sociaal Agogisch Centrum Amsterdam), welke tegelijk een ontwikkelingsgroep vormen, zijn afspraken gemaakt om in de periode van 2000 tot 2003 een model voor de landelijke invoering van EKC’s uit te werken. De onafhankelijkheid, het recht van burgers, de plaats van het model in het stelsel en de wijze van financiering zijn hierbij belangrijke onderwerpen. Het hoeft niet meer te worden onderzocht of dit model werkt. Het heeft zich bewezen in langlopende projecten in andere landen (ook Europese). Wel moeten de aandachtspunten worden vastgesteld voor de invoering van dit model in Nederland. Inmiddels bereidt men EKC’s voor in de regio s Friesland (Bureau Jeugdzorg Friesland), Overijssel (Bureau Jeugdzorg Overijssel samen met een drietal andere zorginstellingen) en Leiden (Stichting Cardea samen met het Bureau Jeugdzorg). Daarnaast is een aantal projecten in voorbereiding. Op advies van de landelijke ontwikkelingsgroep is een onafhankelijke organisatie opgericht, de Eigen Kracht Centrale. Zij is zowel verantwoordelijk voor de werving, selectie en opleiding van coördinatoren, als voor de aansturing en ondersteuning van deze coördinatoren. Tevens is de Centrale verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling en invoering van dit model, het entameren van onderzoek en public relations.

Meer info
3,90
H3. Op safe spelen: onderzoek naar veiligheid van kinderen

H3. Op safe spelen: onderzoek naar veiligheid van kinderen

‘Veiligheid van kinderen’ beschouwen we als een groot goed. Kinderen hebben recht op een gezonde, niet bedreigde, evenwichtige ontwikkeling, het liefst gehecht aan ouders die altijd de belangen van hun kinderen ten volle behartigen. Dit is vanzelfsprekend een ideaalbeeld. De werkelijkheid ziet er in veel gevallen weerbarstiger, minder rooskleurig uit. Sommige kinderen worden in hun ontwikkeling bedreigd, andere kinderen vaker of zelfs chronisch. Deze laatste categorie groeit op in gezinnen waarbij sprake is van een problematische opvoeding. 
EKC’s pretenderen een nieuw antwoord hierop te vormen. Het ‘nieuwe’ zit hem met name in de paradigmatische verschuiving van verantwoordelijkheden. De hulpverlener verlegt het accent van ‘leiding geven aan’ naar ‘samenwerken met’ en uiteindelijk naar ‘zelfstandigheid van’ de cliënt of het cliëntsysteem (Vedivo, 2000). Het gezin krijgt in deze nieuwe hulpverleningsvisie een cruciale rol toebedeeld om samen met het bredere familienetwerk en andere belangrijke anderen de (problematische) situatie te definiëren en de richting te bepalen voor probleemoplossend handelen. De diagnosticus speelt daarbij een louter ondersteunende rol. De diagnostische functie is immers nadrukkelijk neergelegd bij het cliëntsysteem. Oudejans (2002) stelt dan ook dat de diagnostiek vooral procesdiagnostiek is, dat wil zeggen een dialogisch karakter heeft, waarbij de wensen van cliënten centraal staan. Deze omslag van een aanbod- naar een vraaggestuurde visie binnen de hulpverlening betekent een belangrijke verandering in het denken over hulpverlening aan gezinnen met complexe problemen. Zoals bij elke verandering het geval is, dient te worden onderzocht of bovenstaande verandering ook een verbetering is. Is de EKC een panacee tegen alle problemen binnen een gezin?

Meer info
3,90
H4. Ouders en hun begeleiders – wie is verantwoordelijk voor het kind?

H4. Ouders en hun begeleiders – wie is verantwoordelijk voor het kind?

De ondertitel van de bijdrage van Burford luidt: ‘Wat helpt wanneer?’. Daarmee maant hij ons om niet meteen ‘hoera!’ te roepen bij kennismaking met EKC’s en ook niet ‘boe!’ In de ruimte tussen ‘hoera’ en ‘boe’ dienen we ons steeds weer af te vragen: wat werkt wanneer, met wie – en wanneer en voor wie misschien níet?
Echt nieuw is het onderwerp niet, want interventies door familie bij een gezin in nood bestaan even lang als er ouders zijn en een of ander familieberaad heeft daar waarschijnlijk altijd wel bij gehoord. Dat professionele kinderbeschermers ouders begeleiden is van recentere datum. Precies even oud als het instituut kinderbescherming is de vraag ‘wie is verantwoordelijk  voor het kind?’ In mijn bijdrage ga ik vanuit die vraag eerst in op de relatie tussen beroepskracht en familie en daarna op de relatie tussen beroepskracht en ouder. Familie als beschermjas: de relatie beroepskracht-familie De titel van dit symposium – ‘Van je familie moet je het hebben’ – verwijst natuurlijk ook naar het schampere ‘Ja, ja, van je familie moet je het maar hebben!’ van iemand die diep teleurgesteld is in familie. Maar toch: in nood ontvang je liever hulp van mensen die je eigen zijn dan van vreemden. Dit niet alleen omdat je de vuile was graag binnen houdt, maar ook omdat hulp door familie niet zo in he rent diskwa lificerend is. Hulp door familie is meer een zaak van ‘vandaag help jij mij, en morgen help ik jou, en op zijn tijd hebben we allemaal elkaar nodig’.

Meer info
3,90
H5. Delen van verantwoordelijkheid

H5. Delen van verantwoordelijkheid

De wijziging van de wetgeving omtrent de ondertoezichtstelling in 1995 betekent een verschuiving van verantwoordelijkheden van de kinderrechter naar de instellingen voor gezinsvoogdij. Een gevolg van deze wijziging is dat de laatste jaren veel aandacht is uitgegaan naar formele en organisatorische aspecten van ondertoezichtstelling. Een grotere nadruk dan voorheen op algemene beginselen van behoorlijk bestuur en rechtsgelijkheid versterkt in die periode het streven naar uniformiteit in de uitvoering van de maatregel. Een neveneffect van deze ontwikkeling is geweest dat deze nieuwe kaders de gezinsvoogden dwongen hun professionele identiteit te herdefiniëren en hun ruimte voor zelfstandige beslissingen opnieuw in te richten. In eerste instantie gaat het dan vooral om de positie van de gezinsvoogd.
Zwaarwegende aandachtspunten zijn daarbij: de visie van de gezinsvoogd op de kern van de problematiek van de cliënt; de door hem daaruit afgeleide noodzakelijke begrenzingen/beveiliging binnen de opvoedingssituatie; een sterke presentatie van de van de kinderrechter overgenomen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de maatregel. Minder aandacht gaat aanvankelijk uit naar de consequenties voor het hulpverleningsproces. Met de nota ‘Leiding geven aan verandering’ (Vedivo, 2000; zie ook Hermanns, 2001) en het beschrijven van voor voogdij en gezinsvoogdij relevante methodieken (Van Hout & Spinder, 2001) heeft Vedivo, de toenmalige koepelorganisatie van de instellingen voor gezinsvoogdij, een nieuwe impuls willen geven aan de missie, de methodiek en de werkwijze van de gezinsvoogdij.

Meer info
3,90
H6. Herstelrecht en herstelgericht groepsoverleg voor jonge delinquenten

H6. Herstelrecht en herstelgericht groepsoverleg voor jonge delinquenten

Sedert ongeveer een eeuw ligt in de gerechtelijke reactie op jeugdcriminaliteit de nadruk op de heropvoeding van of hulpverlening aan de jonge dader. Deze aanpak is nooit zonder problemen geweest. Naast instrumentele twijfels, blijven er principiële discussies bestaan. Het debat blijft hangen in een pendelbeweging tussen een bestraffend en een hulpverlenend standpunt. In deze bijdrage onderzoeken we de mogelijkheden om daaraan te ontsnappen door de inbreng van een derde optie, de herstelrechtelijke aanpak van jeugdcriminaliteit.
Noodzaak van een nieuwe visie op de gerechtelijke reactie op delicten gepleegd door jongeren In alle Westerse landen bestaat een eigen systeem voor de gerechtelijke reactie op delicten gepleegd door jongeren. Het gemeenschappelijk kenmerk ervan is dat ze op de eerste plaats gericht zijn op heropvoeding, hulpverlening of bescherming. Bestraffing van de jonge dader komt op de tweede plaats. Overal staat deze optie onder zware druk. Samengevat komen de kritieken op het volgende neer.

  • Over het algemeen gesproken is het op behandeling gerichte rechtssysteem weinig efficiënt. Dat wil niet zeggen dat een beschermingsmaatregel en de welzijnsgerichte inspanningen die daaruit voortvloeien, nooit gunstige effecten hebben. De kritiek slaat op het dominante uitgangspunt dat elke delinquent hulpverlening nodig heeft en op het gebruik van dwang met het oog op hulpverlening. Vrijwillige hulpverlening voor een geselecteerde groep jeugddelinquenten biedt meer kans op efficiëntie, maar die optie wordt door juridische regels beperkt.
  • Een systeem dat de maatregel niet of slechts gedeeltelijk laat afhangen van het delict, maar vooral van de behoeften van de dader, schiet tekort inzake rechtswaarborgen. De mate van vrijheidsbeperking wordt dan immers niet afgewogen aan een controleerbaar criterium (het gepleegde delict), maar aan een niet-objectiveerbare doelstelling in de toekomst – een maatschappelijk ge(re)integreerde dader (Van Sloun, 1988; Feld, 1999) – en daar kunnen we traditionele rechtswaarborgen zoals legaliteit, procesrechten en proportionaliteit moeilijk tegen afwegen. 
  • De zeer sterke dadergerichtheid van de jeugdbescherming laat de slachtoffers in de kou staan. Dat is eigenlijk ook zo in het strafrecht, maar in de jeugdbescherming is dat vaak schrijnender, omdat de beschermingsoptiek de daders nog meer afschermt van slachtoffereisen.
  • De sterke nadruk op het welzijnsdiscours is ongeloofwaardig. Jonge delictplegers weten in de regel dat hun daden ontoelaatbaar zijn en zijn meestal ook in staat anders te handelen. Ze moeten dus eerst wordeng econfronteerd met hun eigen verantwoordelijkheid, voordat eventueel sprake is van heropvoeding of behandeling. Zeker voor jongeren die verwikkeld zitten in vormen van ernstige, systematische jeugddelinquentie schiet het huidige jeugd(straf)recht zwaar tekort.
Meer info
3,90
H7. Dader-slachtofferconfrontatie

H7. Dader-slachtofferconfrontatie

De belangstelling voor alternatieve modellen van strafrechtelijke handhaving is de laatste jaren in diverse landen, onder andere Nieuw-Zeeland, Australië, de Verenigde Staten en Canada, weer enorm opgebloeid. In Europa hangt dat mede samen met het Europese Kaderbesluit van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure. Artikel 10 roept de lidstaten op zorg te dragen voor de ‘bevordering van bemiddeling in strafzaken’ en artikel 9 introduceert voorts het recht van slachtoffers om in het kader van de strafprocedure binnen een redelijke termijn ‘een beslissing te verkrijgen met betrekking tot de schadeloosstelling door de dader’. In de nogal omvangrijke rechtspsychologische literatuur over dit onderwerp worden die modellen in verschillende contexten belicht en uitgewerkt, namelijk in de context van herstelrecht (‘restorative justice’ en ‘mediation’), rechtsomlegging (‘abolutionisme’, ‘diversion’ en ‘dading’) en inheems recht (‘indigenous justice’). De gezamenlijke inspiratiebron is het streven om de thans meer gangbare praktijken van strafrechtelijke handhaving verder te humaniseren, zowel ten aanzien van daders als van slachtoffers. Soms grijpt men daarbij terug op tribale rituelen toegepast door onder meer de Maori in Nieuw-Zeeland, de aboriginals in Australië, verschillende indianenstammen in de Verenigde Staten en de zogenoemde First Nations in Canada. Achter die verschillende modellen gaat een zelfde soort visie op strafbare feiten schuil: het zou bij uitstek gaan om private conflicten tussen partijen – tussen dader en slachtoffer – die hen in de conventionele handhaving wederrechtelijk ontnomen zijn. Ook dader-slachtofferconfrontatie (DSC) is wel getypeerd als een poging het ‘door de staat gestolen conflict’ aan partijen terug te geven en als een poging om aan de verticale lijn tussen openbaar ministerie en verdachte een horizontale dimensie tussen partijen toe te voegen.

Meer info
3,90
H8. Schuld, schaamte en herstelrecht

H8. Schuld, schaamte en herstelrecht

Nationaal en internationaal is een toenemende belangstelling waarneembaar voor herstelrecht als alternatief voor een preventieve of een strafrechterlijke aanpak van jeugdige criminelen (zie bijvoorbeeld Bazemore & Walgrave, 1999; Weijers & Duff, 2002). Communicatie over moraal speelt in deze benadering een centrale rol. De jeugdige dader wordt via confrontatie met het toegebrachte leed doordrongen van de afkeurenswaardigheid van de overtreding en de noodzaak tot herstel. Een herstelgericht overleg appelleert dan ook veelvuldig aan morele emoties als schuld en schaamte (zie ook Walgrave & Braithwaite, 1999; Braithwaite, 2002). Schuld en schaamte zijn behalve morele emoties, die van cruciaal belang zijn voor de gewetensontwikkeling, ook sociale emoties. Deze emoties zorgen ervoor dat een individu zich conformeert aan geldende waarden en normen en leveren aldus een bijdrage aan de groepscohesie en aan gevoelens van maatschappelijke verantwoordelijkheid (Barrett, 1995; Stegge & Ferguson, 2000). Het is dan ook niet verwonderlijk dat men binnen het herstelrecht gebruik probeert te maken van de mogelijkheden geboden door de menselijke capaciteit tot het ervaren van deze morele of sociale emoties. Een beroep op schuld en schaamte als middel tot gedragsverandering is echter niet zonder risico’s. In deze bijdrage belichten we vanuit een emotie-theoretisch kader een aantal van deze risico’s. Allereerst gaan we in op de aard en de functie van de emoties schuld en schaamte. Met name besteden we aandacht aan kenmerkende schuld- en schaamtegerelateerde gevoelens, gedachten en gedragingen, het interpersoonlijke karakter van deze emoties en hun relevantie voor het morele domein.

Meer info
3,90
H9. Vrije toegang tot herstellende praktijken

H9. Vrije toegang tot herstellende praktijken

Wanneer we het publieke debat over veiligheid van de laatste jaren beschouwen is daarin veel aandacht voor de afbraak van sociale structuren en de opkomst van calculerende burgers. Het is dan ook verwonderlijk dat er niet meer aandacht is voor herstellende praktijken die de aantasting van de veiligheid een halt kunnen toeroepen. Nederland loopt internationaal gezien niet voorop waar het herstelrecht betreft. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft in 1999 al een aanbeveling gegeven betreffende bemiddeling in strafzaken. In 2001 heeft de Europese Unie een kaderbesluit afgegeven inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, waarin ook bemiddeling een plaats heeft gekregen. In 2000 heeft de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties een set van beginselen aangenomen betreffende het gebruik van restorative justice programma’s in strafzaken (Wolthuis, 2002). Van deze ook voor Nederland geldende besluiten is in de dagelijkse praktijk nog niet veel invloed uitgegaan. De resultaten van Eigen Kracht Conferenties en herstelbijeenkomsten Echt Recht in Nederland laten zien dat burgers tot zeer veel in staat zijn als ze de gelegenheid krijgen zelf vorm te geven aan hun verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen. Dat geldt zowel wat betreft oplossingen voor problemen binnen de eigen familie, als voor problemen die ontstaan zijn door conflicten en confrontaties met andere (familie)systemen. Deze bijdrage gaat over het werken met herstelbijeenkomsten Echt Recht. De in de huidige praktijk zichtbare positieve resultaten van op herstel gerichte bijeenkomsten staan in contrast met het beperkte aantal van die bijeenkomsten. Er zijn slechts 120 herstelbijeenkomsten in drie jaar tijd belegd. Gegeven de positieve resultaten zouden we verwachten dat het model sneller invoering vindt.

Meer info
3,90
Van je familie moet je het hebben (complete uitgave)

Van je familie moet je het hebben (complete uitgave)

Van je familie moet je het hebben (complete uitgave)

Meer info
9,95